Een opzienbarende omslag: in 2001 steunde vrijwel heel Amerika de Patriot Act; nu komen tegenstanders uit alle politieke hoeken.
In oktober 2001 smeulden de puinhopen van het World Trade Center nog na. De gevolgen van de ernstigste terreuraanslagen in de Amerikaanse geschiedenis waren te zien en ruiken in New York. De angst voor nieuwe aanvallen verlamde én verenigde de geschokte Amerikanen. In die sfeer werd de Patriot Act – een ongekend ver reikende antiterreurwet – zes weken na 11 september 2001 met overweldigende steun aanvaard in het Congres.
Bijna veertien jaar later is de sfeer radicaal omgeslagen. De meeste Amerikanen en een groot aantal politici uit beide partijen twijfelen aan de zin, de constitutionele grondslag en de moraliteit van de wet. De Democratische president Barack Obama wil die vernieuwen, want de huidige versie van de wet verloopt 1 juni.
Maar het Congres kwam er vorige week niet uit voordat de volksvertegenwoordigers aan een reces begonnen; de Republikeinse presidentskandidaat Rand Paul is zo boos over de mogelijk verlenging dat hij er vorige week in de Senaat tien uur lang tegen fulmineerde.
Onthullingen
De kritiek richt zich tegen het opslaan van bel- en mailgegevens van tientallen miljoenen burgers. Volgens de politie- en veiligheidsdiensten is dit noodzakelijk om potentiële kwaadwillenden in de gaten te houden en voor te zijn. Tientallen terreurplannen zouden dankzij de Patriot Act onschadelijk zijn gemaakt.
Nonsens, zeggen critici. Zij maken bezwaar tegen overtreding van de burgerlijke vrijheden en de privacy. Hoe ver het binnenlandse ‘spioneren’ gaat – zoals deze critici het noemen – is gebleken door de onthullingen van onderzoeksjournalisten en de naar Rusland gevluchte Edward Snowden, die documenten stal toen hij voor de veiligheidsdienst NSA werkte.
Vragen over de effectiviteit van de wet en de bevoegdheden voor de veiligheidsdiensten zijn van levensbelang in tijden van IS en Al-Qa’ida. Maar op de achtergrond van het debat klinkt de vraag of die bevoegdheden wel de bedoeling waren van de oorspronkelijke Patriot Act en zijn bedenkers.
Moeizaam
‘Patriot’ is een moeizaam acroniem: ‘Uniting and Strengthening America by Providing Appropriate Tools Required to Intercept and Obstruct Terrorism.‘ Dat wil zeggen: ‘Amerika verenigen en versterken met het juiste gereedschap om terrorisme te onderbreken en voorkomen.’ Alleen de naam al laat ruimte voor verschillende interpretaties. Behoort het opslaan van gegevens van miljoenen Amerikanen – en Europeanen – tot ‘het juiste gereedschap’?
Sommige volksvertegenwoordigers die de wet bedachten, zeggen nu ‘nee’. En het Hof van Beroep in de staat New York oordeelde deze maand ook van niet: ‘Het kan niet de bedoeling zijn geweest om dit programma goed te keuren, terwijl de reikwijdte door vrijwel niemand buiten de NSA kon worden begrepen.’
Obama was hoogleraar aan de rechtenfaculteit van de Universiteit van Chicago voordat hij president werd. Hij stemde als Senator vóór een eerdere vernieuwing van de (aangepaste) Patriot Act. Als opperbevelhebber en bewoner van het Witte Huis maakt hij zich in stilte sterk voor continuering.
Alle ruimte
Maar vanwege het verzet uit linkse hoek, zijn geestverwanten, bleef een overtuigende verdediging door hem uit. Hillary Clinton, de mogelijke Democratische presidentskandidaat, stemde als Senator ook tweemaal voor de wet.
De oorspronkelijke Patriot-wet was een geesteskind van de regering-George W. Bush, en momenteel is het Jeb Bush die de wet wel openlijk verdedigt.
Deze Bush is de broer-van, de voormalige gouverneur van Florida, en een mogelijke presidentskandidaat voor de Republikeinse partij. ‘Er is geen snipper bewijs dat iemands burgerrechten zijn overtreden,’ zei hij onlangs. ‘Geen snipper.’ ‘Onder mij zullen de veiligheidsdiensten alle noodzakelijk ruimte blijven krijgen,’ voegde Bush toe.
Wapenbezit
Het verzet tegen de Patriot Act schept strange bedfellows: tegenstanders staan plots aan dezelfde kant. De rechtse Tea Party Patriots en de linkse burgerrechtengroep ACLU zijn het zelden eens, maar vorige week schreven hun voorzitters samen een artikel tegen de wet en het verzamelen en bewaren van persoonlijke informatie.
‘De overheid doet dit routineus, zonder bevelschrift of zelfs maar het vermoeden dat iemand iets met terrorisme te maken heeft,’ aldus Jenny Beth Martin (Tea Party) en Jeremy Rosen (ACLU).
Zij delen hun zorgen met de libertair-conservatieve NRA, die het wapenbezit verdedigt, en de progressieve belangengroep NAACP voor zwarte Amerikanen. Bovendien twijfelt een meerderheid van de Amerikanen aan de noodzaak van de Patriot Act. Zoals Martin en Rosen schrijven: ‘Is zo’n uiterst diverse groep het ooit over iets eens geweest?’
Elsevier nummer 22, 30 mei 201