Waarom deze oorlog veel groter is dan Irak

'AFP'

De plotse opmars van moslimextremistische ISIS-beweging is niet zomaar de zoveelste geweldsgolf in Irak. Op de achtergrond speelt een religieuze strijd die het hele Midden-Oosten gijzelt. Een verslag vanuit Noord-Irak. En: wat kan Amerika nog doen?

Remco Andersen heeft de Lira Correspondentenprijs 2014 gewonnen. Sinds 2011 schrijft hij voor Elsevier, vanuit verschillende brandhaarden. Dit artikel, geschreven vanuit Kirkuk (Irak), verscheen op 21 juni 2014 in weekblad Elsevier.

Adel Awat is woedend. Op de regering in Bagdad, op de Koerden die vorige week zijn stad hebben ingenomen. In een stoffige steeg in de Noord-Iraakse stad Kirkuk geeft de 28-jarige de Koerden een waarschuwing: wegwezen, of ik gooi jullie er eigenhandig uit.

Zijn vrienden grommen instemmend, terwijl Abu Qaysa, een oude man die bij het groepje staat, zijn handpalmen opent als teken van machteloosheid. Hij heeft in zeventig jaar vele oorlogen in Irak meegemaakt, en bezweert diverse keren dat dát nooit de oplossing is. Maar oorlog is wat Irak opnieuw staat te wachten.

Dat gaat het Westen ook merken. Want dit is niet zomaar een lokale onvrede over de regering. ‘Er is nu een islamitische staat onder controle van een Al-Qa’ida splintergroep in het hart van het Midden-Oosten,’ waarschuwde het gerenommeerde Amerikaanse Institute for the Study of War (ISW) in een recent rapport. ‘Daarmee krijgen jihadisten een veilige basis voor operaties zoals ze niet meer hebben gehad sinds de val van de Taliban.’

Deze waarschuwing voor een extremistische staat is een reactie op de plotse opmars van ISIS in Irak vorige week. Volgens het ISW is een catastrofale ontbinding van het Midden-Oosten een reële mogelijkheid, als de strijdende partijen in Irak zich niet afkeren van het pad naar een religieuze burgeroorlog.

Verlosser

Zo’n oorlog kan grote delen van de regio meesleuren. ISIS, de Islamitische Staat in Irak en Groot-Syrië, is een nachtmerrie. Hevige gevechten teisteren Irak en bedreigen omringende landen. In Irak geniet ISIS echter ook steun onder delen van de lokale bevolking; voor sommige Irakezen is het uiterst extremistische jihadistenleger een welkome verlosser.

Op de geelbruine vlakten nabij grensplaats Kalak is dit zichtbaar. Daags na de beelden van honderden auto’s die hier stonden te dringen om de veilige en autonome Koerdische provincies van Irak te bereiken, is het nu veel rustiger aan de grens tussen Koerdisch Irak en de provincie waarin Mosul ligt. Aan de overkant van de weg vormt zich alweer een rij mensen die terugkeren.

‘ISIS gedraagt zich voorbeeldig,’ zegt Khaled (41), terwijl zijn echtgenote en vier kinderen toekijken vanaf de achterbank. ‘Ze hebben de watervoorziening gerepareerd, de stroom werkt weer. De regering is niks waard, en ISIS kennen we nog niet. Maar we geven ze een kans.’

Voor Khaled, en veel anderen soennitische Irakezen, biedt ISIS hoop op herstel van hun waardigheid, een betere positie in het door sjiieten gedomineerde Irak. De regering van de Iraakse premier Nouri al-Maliki, een sjiitische moslim die zich gaandeweg heeft ontpopt als een autocraat in de beste Arabische traditie, heeft de afgelopen acht jaar weinig gedaan om soennieten te betrekken in post-Saddam Irak.

De klachten zijn overal hetzelfde: we krijgen geen werk bij de overheid, geen functies in de politiek, de regering laat onze steden links liggen. Het is tijd voor iets anders. En ISIS pakt de bal op.

Argwaan

Ruim 60 procent van de bevolking is sjiitisch moslim, ruim eenderde is soenniet. De rest bestaat uit verschillende soorten christenen en andere minderheden. Een grote Koerdische minderheid voelt zich bovenal Koerd, en daarna pas moslim of christen.

Soennieten, sjiieten, Koerden en Arabieren – allemaal bekijken ze elkaar met argwaan. De grenzen die het Westen na de Eerste Wereldoorlog door het Midden-Oosten trok, dwars door religieuze, tribale, en etnische banden heen, creëerden staten waar geen naties waren.

Deze chronisch instabiele situatie werd onder controle gehouden door brute dictators die elke zweem van onvrede beantwoordden met marteling of executie. Maar sinds de generatie van Saddam Hussein, Muammar al-Khaddafi, Hosni Mubarak en Bashar al-Assad is verdreven of aangevallen, is de deksel van de vulkaan.

‘We zien een volledige etnische en sektarische meltdown.’ Dat waren de profetische woorden van Joshua Landis, een Amerikaanse professor die Syrië bestudeert, vorig jaar. Het ging over de strijd in Syrië, en de gevolgen voor de regio. Irak zou ook in geweld ontaarden, voorspelde Landis. Libanon, de Palestijnse Gebieden, Syrië, overal is spanning. De regio lijdt onder de rivaliteit tussen het soennitische Saudi-Arabië en de sjiitische reus Iran. Elke groep ziet zijn kans schoon om historisch onrecht te corrigeren, en korte metten te maken met zijn vijanden.

Rücksichtslos alles-of-niets-denken zorgt overal voor geweld. Islamistisch versus seculier (Egypte, Libië), sjiitisch versus soennitisch (Syrië en Irak), Koerden versus Arabieren (Kirkuk, in Irak), soms zelfs stam tegen stam (ook Libië). Wie de macht heeft, door verkiezingen of ouderwets geweld, doet wat hij wil en negeert de rest.

Schoten

Politieke geschillen tussen sjiieten en soennieten, voortkomend uit een eeuwenoud religieus conflict, worden op Syrische en Iraakse bodem uitgevochten. Koerden zien hun kans schoon om lang gekoesterde territoriale wensen te vervullen. Vorige week namen ze Kirkuk in, de Noord-Iraakse stad die op 20 procent van ’s lands olie ligt.

Arabische woede daarover is nog niet ontvlamd. Irak is in de greep van de opmars van ISIS naar Bagdad, en wacht op een Amerikaanse reactie, een sjiitisch tegenoffensief. Maar zodra duidelijk wordt dat de Koerdische troepen niet meer weggaan uit de stad die zowel zij als Arabieren al eeuwen claimen als hun exclusieve terrein, kunnen de schoten die eerder in Mosul klonken, ook hier in de nauwe straten galmen.

Intussen gaan Iraakse militairen versterkt door sjiitische milities de soennitische opstandelingen te lijf. De meest invloedrijke sjiitische geestelijke in Irak, ayatollah Ali al-Sistani, riep alle sjiitische mannen op zich te melden voor de strijd. Inwoners van Najaf zeggen dat mannen daar zich in lange rijen voor aanmelden. Een vrouw uit Bagdad vertelt dat het leger sjiitische gezinnen in haar wijk bewapent.

Een religieuze strijd zal ongetwijfeld dezelfde aanzuigende werking hebben als Syrië de afgelopen jaren. Sjiieten en soennieten uit de hele regio zullen zich geroepen voelen om zich in het heilige conflict te mengen. Irak, het land van de Eufraat en de Tigris, is de historische arena voor hun strijd. Het was in Karbala waar Hussein, kleinzoon van de profeet Mohammed, werd gedood door de militairen van de heersende kalief in 680. Het startschot voor de religieuze oorlog kwam toen ook al uit Irak.

Er was in die beginjaren van de islam een ruzie over opvolging van de profeet, die zijn volgers in twee kampen spleet. De latere soennieten geloofden dat de kalief met een eerlijke stemming was gekozen. Sjiieten geloofden dat alleen een directe afstammeling van Mohammed zijn plek kon innemen, en dat Husseins vader Ali de aangewezen persoon had moeten zijn.

Bij Karbala vochten beide partijen hun strijd uit. De volgers van de kalief wonnen, de sjiieten werden voor altijd verordend tot een gefrustreerde minderheid in de moslimwereld die gelooft dat zij een historische vergissing moet rechtzetten.

Klederdracht

Tegenwoordig lopen ze meestal niet meer met zwaarden aan hun zijde en hun religie is lang niet altijd duidelijk door klederdracht. Maar van elk dorp, elke stad, elke wijk, elke familie is bekend wat ze zijn: sjiitisch, soennitisch, of gemengd.

Ieder kind in Bagdad weet welke religie zijn buren aanhangen. De christelijke wijken zijn vaak gescheiden van de soennitische, de sjiieten in de wijk Sadr City in Bagdad bewegen zich enkel onder hun eigen volk, soennieten vertonen zich er nauwelijks.

Buitenstaanders worden gewantrouwd. Geweld wordt met geweld vergolden. Toen de radicale soennieten van Al-Qa’ida in 2006 een sjiitisch heiligdom in Samarra opbliezen, was dat de aanleiding voor een bloedige slachting van soennitische burgers door sjiieten. Meer wraak volgde. De dood raasde twee jaar door het land. Toen het stof was neergedaald, was Irak tienduizenden zonen en dochters armer.

Het nachtmerriescenario is dat Irak zich op hetzelfde pad begeeft als Syrië: een religieuze burgeroorlog. De religieuze rechtvaardiging van beide partijen sluit een compromis vrijwel uit. Irak gaat dan richting een oorlog vol verschrikkingen, waarbij losgeslagen sjiitische en soennitische milities elkaars hoofden afhakken en tegenstanders doodmartelen.

Maar het is nog niet te laat, zegt Ahmed Ali, de auteur van het alarmerende rapport van het Institute for the Study of War. De Iraakse premier Nouri al-Maliki moet zich realiseren dat niet-extremistische soennieten onderdeel van de oplossing zijn, niet van het probleem, zegt Ali. ‘Maliki moet zorgen voor een sterk, verenigd politiek front en niet-extremistische soennieten bij de strijd betrekken,’ zegt Ali. Maar zelfs dan verwacht hij een lange strijd om Mosul en de westelijke regio van Irak.

Ali verwacht dat het uiteindelijk toch tot een nieuwe sahwa komt: mobilisatie – tegen betaling – van soennitische tribale strijders tégen ISIS, samen met de sjiitische milities van de regering. Zo werd Al-Qa’ida vanaf 2007 teruggedrongen, toen soennitische strijders in ruil voor dollars en beloften van integratie in het toekomstige Irak de wapenen opnamen tegen hun extremistische geloofsgenoten.

Maar die beloften werden nooit waargemaakt, de Amerikanen vertrokken en de geldkraan ging dicht.Vooralsnog volgt Maliki een recept voor langdurige instabiliteit; sjiitische milities moeten het ISIS-gevaar terugdringen. Hulp moet van buitenaf komen. Troepen, wapens, geld, luchtaanvallen – de Amerikaanse reus kan als enige de opmars van de ISIS-jihadisten stoppen. Maar Washington heeft geen zin in een nieuw Arabisch avontuur, hoe groot de zorgen over ISIS ook zijn.

Radicalisering

Het avontuur komt echter vanzelf naar Amerika en naar Europa. Sinds de val van Mosul zijn er al een half miljoen Irakezen op de vlucht, van wie een deel ongetwijfeld de oevers van Europa zal proberen te bereiken als de strijd voortduurt. Instabiliteit in het Midden-Oosten is ook te voelen aan de pomp, de olieprijs steeg de afgelopen weken tot 114 dollar per vat – de hoogste prijs in negen maanden.

Het grootste risico is echter de radicalisering van islamitische jongeren in Europa. Duizenden buitenlandse strijders vechten bij groepen als ISIS en zijn net iets minder radicale neefje, het Al-Nusra Front, de Syrische afdeling van Al-Qa’ida. Onder hen zijn ‘veel’ Nederlanders, volgens PvdA-minister van Buitenlandse Zaken Frans Timmermans. ‘Terugkerende Europese strijders vormen een enorm veiligheidsrisico,’ zegt Ali. ‘Een sterker ISIS is slecht voor de hele wereld.’

Ba’ath-partij

Tussen de grauwe gebouwen in Amalo Shaabi, een Arabische wijk in Kirkuk, zitten wat mannen in witte jurken voor hun huizen te roken. We hebben niks met ISIS te maken, zeggen drie generaties Arabische mannen – allen soennieten. En we willen ze zeker niet in Kirkuk hebben. We willen alleen een rechtvaardige regering. Vervolgens, in één adem: maar het is niet alleen ISIS in Mosul.

De afgelopen dagen wordt steeds duidelijker dat aanhangers van Saddam Husseins voormalige Ba’athpartij een belangrijke rol spelen in de opstanden. Dat zorgt vervolgens weer voor meer aanwas van soennieten, en zo groeien ISIS en aanverwante gewapende groepen.

Adel Awat pakt zijn telefoon en belt een vriend in Mosul, waar ISIS de baas is. Hoe is het daar? Perfect, zegt die vriend, de ‘gewapende mannen’ regelen het verkeer en bewaken de veiligheid. Ze staan aan onze kant. Zij gaan de sjiieten weer respect bijbrengen. Adel hangt op en besluit: die mensen, die willen we hier ook hebben.

Kan Abu Qaysa de jonge generatie wel onder controle houden? De zeventiger schudt zijn hoofd hevig, waardoor het witte doek heen en weer wappert. ‘Nee,’ zegt Abu Qaysa. ‘Nee. Dat kunnen we niet.’

Adel staart naar de grond, terwijl de middagzon achter hem lange schaduwen maakt op de stoffige straat in Kirkuk. ‘Maliki wil ons, soennieten, vermoorden,’ mompelt hij. Zijn vrienden knikken.