De Chinese overheid heeft een onorthodox plan bedacht om luchtvervuiling terug te dringen. China gaat zijn schoorstenen naar het buitenland verplaatsen.
Hebei is een van de meest vervuilde provincies van China. Hier staat wat ooit de voorhoede van China’s industriële revolutie was. Staal-, cement- en glasfabrieken: alles waar een opkomende economie grote behoefte aan heeft.
Driekwart van alle broeikasgassen die de Chinese industrie veroorzaakt, gaat hier de lucht in.
Dat de bevolking van Hebei bijna het hele jaar in de smog gevangen zit is één ding. Maar de provincie grenst aan de stadsprovincie Peking. De verstikkende rook waait ook naar de hoofdstad. Beleidsmakers willen er vanaf.
Miljarden yuans
De afgelopen jaren zijn de grootste vervuilers al gesloten. Honderden verouderde fabrieken werden gedwongen de poorten te sluiten. Maar dat is niet genoeg. Het provinciebestuur van Hebei lanceerde deze week het plan om de uitstoot van de industrie te beperken door de meest vervuilende industrie naar het buitenland te verplaatsen.
De overheid heeft miljarden yuans beschikbaar gesteld om in de komende drie jaar de productie van 5 miljoen ton staal, 5 miljoen ton cement en 150.000 kilo glas te verplaatsen. En dat is nog maar het begin: tot 2023 moet de verplaatste capaciteit verder oplopen tot 20 miljoen ton staal, 30 miljoen ton cement en 500.000 kilo glas.
Overcapaciteit
De overheid denkt dat er voldoende vraag is naar staal in Zuidoost-Aziatische landen, West-Azië en Afrika. Cement- en glasfabrikanten worden aangemoedigd hun fabrieken te verplaatsen naar Zuid-Amerika, Afrika en Midden- en Oost-Europa.
Daarmee slaat China twee vliegen in één klap. De productie van staal, cement en glas kost niet alleen veel energie en water en levert relatief veel luchtvervuiling op.
Deze drie sectoren kampen met een toenemende overcapaciteit, nu de groei van de Chinese economie afremt en er minder wordt geïnvesteerd in bouwprojecten. In andere opkomende markten kunnen Chinese bedrijven weer doorgroeien.
Goedkope kleren
Ironisch genoeg doet China nu wat Europa en de Verenigde Staten eerder deden. Verouderde industrieën werden gesloten en de productie wordt verplaatst naar landen, waar dankzij lage lonen en lak aan milieu- en arboregels lekker goedkoop kon worden geproduceerd.
China’s milieuproblemen zijn mede te wijten aan onze goedkope kleren, speelgoed en elektronica.
En inmiddels is China zo ontwikkeld dat het zelf arbeid gaat exporteren. De lonen in China zijn sinds 1978, het begin van de opendeurpolitiek, 61 keer zo hoog geworden, blijkt uit cijfers van het Chinese statistiekbureau.
Doorbraak
Het land is daarmee allang niet meer het lagelonenland waarmee het furore maakte. Ook Chinese bedrijven verplaatsen arbeidsintensieve industrie in toenemende mate naar Noord-Korea, Vietnam, Birma en Indonesië. In the race to the bottom kan het altijd goedkoper.
Vorige week sloten de Verenigde Staten en China een akkoord over de beperking van uitstoot van broeikasgassen. De overeenkomst ging misschien niet zo ver als veel milieuactivisten hoopten, maar het is een doorbraak dat de twee grootste vervuilers ter wereld het eens zijn opver beperking van hun uitstoot.
Het geeft niet alleen te denken dat Chinese bedrijven hun vervuilende industrie terugbrengen naar Europa en wat dat betekent voor onze milieudoelstellingen. Het geeft ook te denken over onze toekomst in het algemeen en de positie die China langzamerhand in wereld inneemt.