De geschiedenis leerde de Russen dat hun waarden moeten worden behoed. Want het gevaar smeult voorbij de grens. Ook nu nog.
Russen kijken naar het Westen met een gevoel van bewondering. Bewondering voor al wat hier in West-Europa allemaal is bereikt. De welvaart, de gegarandeerde inkomens voor vrijwel iedereen, ook voor niet-werkenden of zwakken, de uitgebreide gezondheidszorg, die ook nog eens vaak van goede tot zeer goede kwaliteit is, en noem maar op.
Maar zij zien ook de gebreken die zij vaak buiten proporties opblazen, zeker als het in hun politieke straat te pas komt. Uitgebreide besprekingen van westerse tekortkomingen, ook die van Nederland, komen ten goede aan het eigen landsbeeld, dat daarbij gunstig afsteekt.
Deels terecht, deels onterecht. In elk geval heeft het zijn impact op veel inwoners van Rusland.
Zij vragen zich af: moet onze jeugd net zo decadent worden als die in het Westen? Moet die ook voornamelijk ‘genieten’ – dat vrijwel heilige westerse woord – zonder zich te bekommeren om de waarden van Rusland, die toch zeker ver boven alles uitstijgen?
Ridders
De geschiedenis heeft de Russen immers geleerd dat die waarden dienen te worden behoed. Door opvoeding in patriottisme en vaderlandsliefde, want het gevaar smeult voorbij de grenzen.
Eindeloos waren de aanvallen van buitenaf op de verschillende Russische rijken. Op het Kievse rijk door omliggende nomadenvolken en vanuit het oosten, door de Tataars-Mongoolse invasie en hun overheersing, die eeuwen heeft geduurd en waaraan Rusland zich met veel moeite ontworstelde.
Daarna kwamen andere bedreigingen: vanuit het westen Duitse ridders en Polen, vanuit het zuiden de Turken en vanuit het noorden de Zweden.
Tsaar Peter de Grote riep die agressie een halt toe dankzij een sterk leger en een even goed georganiseerde vloot. Maar de angst voor, en wantrouwen tegen het Kwaad van buitenaf bleven. Ook ontstond toen het idee dat uitbreiding van het rijk met gebieden die als veilige buffer konden dienen, noodzakelijk was.
Dat alles omsloten door een zwaarbewaakte grens met sterke grensposten en fortificaties. Zo vormde zich de Eerste Ring, de goedbewaakte grens van Catharina de Grote.
Bufferstaten
De aanvallen gingen echter door. Napoleon viel binnen in 1812, westerse mogendheden belaagden halverwege de negentiende eeuw de Krim en de Duitsers braken door in 1914. De aanvallen werden telkens bezworen, maar de Eerste Ring bleek te zwak.
In de tijd van de Sovjet-Unie kwam daarom een nieuw beleid. Buiten de Eerste Ring diende een Tweede Ring te komen, een gordel van bufferstaten die Rusland min of meer goed gezind waren door afkomst – Slavische broeders –, verwante ontwikkelingen en ideeën.
Of desnoods door ‘russificatie’, het goed- of kwaadschiks importeren van grote aantallen etnische Russen, tegelijk met het terugdringen van in die gebieden al langer gevestigde bevolking.
Maar al tijdens de opbouw van deze Tweede Ring dreigde nieuw gevaar vanuit het Westen: nazi-Duitsland wilde uitbreiding oostwaarts. Niet in de laatste plaats was de uiteindelijke overwinning van de Russen te danken aan de národnost, het gevoel van nationale saamhorigheid en ijzerstrenge (zelf-)discipline – een ware bezetenheid, die Russen doet veranderen in getergde killer bees.
Deze zwaarbevochten zege op Duitsland overtuigde de Russen definitief van de noodzaak van de aanleg van een onneembare Tweede Ring tegen het Kwaad, dat altijd wel weer opkwam vanuit het Westen. De Tweede Ring werd hersteld en geconsolideerd, inclusief inlijving van de op de nazi’s veroverde gebieden.
Decadentie
Die nieuwe verdedigingsring bestond voornamelijk uit: Finland, de Baltische landen, Kaliningrad, Wit-Rusland, Oekraïne en de meeste ‘oostbloklanden’ zoals Polen, Tsjechoslowakije, Hongarije, Roemenië.
Na het einde van de Sovjet-Unie was sprake van een nieuw gevaar vanuit het Westen: geen directe militaire dreiging meer, maar wel grote ‘ideologische’ of psycho-sociale verzwakking, zeg gerust decadentie in de ogen van zeer veel Russen.
Het gaat om ontwikkelingen waarmee wij in het westen inmiddels genoegzaam bekend zijn, maar waarvan heel veel Russen – echt niet alleen Vladimir Poetin – huiveren: drugsverslaving, ongedisciplineerde demonstraties voor en tegen van alles en nog wat, opzichtig uitgedragen tolerantie, toename van de neiging tot niet-werken ofwel ‘genieten’ en noem maar op.
Zulke liederlijkheid moet uit Rusland worden geweerd, met alle mogelijke middelen.
En dan is er nog een levensgroot gevaar dat islam heet. Na de heftige opstandige bewegingen in Tsjetsjenië, die met geweld werden onderdrukt en in bloed gesmoord, werd de situatie in Rusland uiterst hachelijk. Het aantal aanslagen vanuit die hoek nam enorm toe, evenals de mate van geweld die de terroristen en hun Russische bestrijders daarbij toepasten.
Defensieve ring
Dit alles leidde tot een verandering in visie die velen ontgaat, maar waartoe de aanzet in het voorjaar van 2013 is gegeven. Toen dook vanuit het Kremlin een nota op – in diplomatieke termen een letter of intent – betreffende Ruslands nieuwe buitenlandse beleid.
Deze komt er in het kort op neer dat Rusland zich afkeert van het Westen. De gevolgen hiervan zijn inmiddels al duidelijk waarneembaar en samen te vatten als de vorming van nóg een defensieve ring, buiten de reeds bestaande Eerste en Tweede Ring.
Onderdeel van deze Derde Ring zijn enkele grote, machtige staten die door Rusland als ‘bevriende staten’ worden beschouwd en behandeld. Zij moeten dienen als veiligheidsbuffer tegen de nieuwe vormen van dreiging, vooral extreem-islamitische terreur. Die staten zijn: China, Iran, Syrië, Turkije en Egypte.
De regimes in deze bevriende staten van de Derde Ring, de nieuwe wachtposten van het Russische rijk, worden geacht streng genoeg te zijn om golven van vijandig, religieus-ideologisch fanatisme tegen te houden. Dat zij daarbij geweld gebruiken, vinden de Russen een normale zaak.
Scherp oog
Zelfs het gebruik van zware wapens of nog erger mag, echter alleen door de vriendenstaten, zodat het Russisch blazoen geen smetten oploopt en westerse vergelding tegen Rusland nergens op gegrond zou zijn.
Met zijn rigoureuze ingrijpen in Oekraïne bewijst Poetin dat het hem, en met hem zeer veel Russen, ernst is met ’s lands verdediging. Daarvan zal niemand hem afhouden. Het is de extensie van een sinds eeuwen gegroeid nationaal gevoel voor veiligheid.
Zelfs als er te zijner tijd, na Poetin, een nieuwe leider aantreedt die – bijna voorspelbaar in de Russische historische golfbeweging van versoepeling en repressie – meer openstaat voor liberalisering, zelfs dan zal een scherp oog voor veilige grenzen prevaleren boven de eigen Russische democratie. Het wantrouwen tegen wat van achter de grenzen komt, is eeuwenoud.