China heeft een onverzadigbare honger naar energie en hoopt dat de Iraanse olie binnenkort oostwaarts stroomt. Van de partijen die aanschuiven bij de atoom-onderhandelingen met Iran, is China de enige die druk op zowel Washington als Teheran kan uitoefenen.
Als ik deze blog schrijf, wordt in het Zwitserse Lausanne nog steeds onderhandeld over het Iraanse nucleaire programma. De afgelopen dagen leek een akkoord dichtbij, maar overeenstemming is er donderdagochtend nog steeds niet.
De enige reden dat er wordt dooronderhandeld, is dat de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad plus Duitsland aan de ene kant en Iran aan de andere kant muizenstapjes dichter bij elkaar komen.
Maar de meeste ministers van Buitenlandse Zaken zijn alweer naar huis. Die vliegen pas weer naar Lausanne als er echt een akkoord is en ze lachend op de foto kunnen.
Bondgenoten
De rol van de Chinese delegatie is om verschillende redenen interessant. Formeel is China tegen (verdere) verspreiding van kernwapens. In 1992 tekende de Volksrepubliek het non-proliferatieverdrag, waarin wordt afgesproken de techniek om kernwapens te maken niet naar andere landen te exporteren.
China lijkt zich daaraan te hebben gehouden: het heeft altijd geweigerd kennis en materialen te leveren aan bondgenoten met een nucleair programma, zoals Pakistan, Noord-Korea en Iran.
Op 29 juli 1996 ondertekende China ook het internationale verdrag tegen kernproeven. Dat was de dag nadat de Chinese wetenschappers hun 44ste en laatste kernproef uitvoerden.
De Chinese uitgangspositie is daarmee gelijk aan die van de Verenigde Staten, Rusland, Frankrijk en Groot-Brittannië. Al die landen beschikken over een operationele kernmacht en zijn er niet happig op dat andere landen ook in die positie komen. Een pragmatisch, maar enigszins hypocriet uitgangspunt.
Onverzadigbaar
Maar waar de tijd in het voordeel van de westerse onderhandelaars tikt, heeft China haast om tot een akkoord in Lausanne te komen. China heeft baat bij een spoedig einde van de economische sancties tegen Iran.
China heeft een onverzadigbare honger naar energie en hoopt dat de Iraanse olie binnenkort oostwaarts kan stromen. Ook hoopt Peking straks kerncentrales (voor civiel gebruik) aan Iran te kunnen leveren. En er is nog een interessante bonus voor Peking: als de economische sancties tegen Iran worden opgeheven en het Iraanse zwarte goud op de markt komt, zal dat de olieprijs verder drukken. China is de grootste olie-importeur ter wereld en elke dollarcent die de olieprijs zakt, bespaart de Chinezen miljarden.
China speelt in de onderhandelingen dus letterlijk en figuurlijk de rol van oliemannetje. Van de partijen aan tafel zijn zij de enige die werkelijk druk op zowel Washington als Teheran kunnen uitoefenen.
Water bij de wijn
In die zin was het misschien niet verwonderlijk dat de Chinese delegatie woensdag in een publieke verklaring de onderhandelaars opriep om water bij de wijn te doen. ‘Het is belangrijk om nader tot elkaar te komen en de meningsverschillen zo veel mogelijk te verkleinen. Als de gesprekken op niets uitlopen, staan we met lege handen. Alle partijen moeten bereid zijn elkaar halverwege te ontmoeten.’
Het is zeer uitzonderlijk dat China zich zo nadrukkelijk bemoeit met andere landen. De Chinese leiders zijn altijd huiverig geweest om zich publiekelijk uit te spreken over wat andere landen moeten doen, al was het maar omdat het niet zelf graag de les wordt gelezen.
En dat zegt iets over de veranderende buitenlandpolitiek van China. Het land is in de afgelopen 35 jaar uitgegroeid tot een economische wereldmacht. En het lijkt er op dat Peking ook een positie op het politieke wereldtoneel wil gaan innemen die bij die status past.
Zij aan zij
China neemt wel vaker internationaal zijn verantwoordelijkheid. Denk alleen maar aan de bijdrages die het levert aan vredesoperaties; van de achttien VN-vredesmissies van dit moment levert China er aan tien een bijdrage. In Mali bijvoorbeeld werken Chinese en Nederlandse troepen zij aan zij. En de Chinese marine werkt met de NAVO samen in de strijd tegen piraterij voor de kust van Somalië.
Vorig jaar zagen we een doorbraak toen China en de Verenigde Staten samen een klimaatverdrag sloten om de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan. En de oprichting van de Aziatische Infrastructuur Investeringsbank, waarover de afgelopen dagen zoveel te doen was, is een ander teken dat China zich steeds zelfbewuster op het internationale toneel beweegt.
En minstens zo veelbetekenend: dat veel landen daar maar wat graag in meegaan, ook Nederland.