Houshang Asadi deelde in de beruchte gevangenis van Teheran een cel met Khamenei, die later de meedogenloze heerser van Iran zou worden. Geen traan zou vloeien, beloofde de man die verantwoordelijk werd voor honderden onschuldige doden.
Er zijn boeken, en er zijn noodzakelijke boeken. Dat geldt niet alleen voor literatuur, maar ook voor filosofische boeken, waarbij ik denk aan The Origin of Totalitarianism, het boek van Hannah Arendt (1906-1975) over het totalitarisme en De Goelag Archipel van Aleksandr Solzjenitsyn (1918-2008).
Noodzakelijke boeken onthullen verschrikkelijke of verdrongen waarheden. De ware dimensie van een geschiedenis wordt daarin in al haar naaktheid tentoongesteld.
Onmisbaar
Brieven aan mijn folteraar van Houshang Asadi is een noodzakelijk boek. Vooral nu, in een tijd waarin westerse diplomaten en politici zich haasten om in Teheran te zijn voor contacten met het regime van de ayatollahs.
Asadi werd in 1949 geboren in het Iran van de sjah, tijdens zijn studie in Teheran werd hij links. Later werd hij journalist en uiteindelijk was hij tijdens de Iraanse revolutie adjunct-hoofdredacteur van Kayhan, de grootste krant van Iran en een onmisbaar element van de Iraanse revolutie.
Iraanse diplomaten
Na de revolutie bracht Asadi acht jaar door in de islamitische gevangenissen van de ayatollahs. Sinds 2003 woont hij in ballingschap in Parijs, waar hij als intellectueel actief opponeert tegen het Iraanse regime. Hij ontdekte er dat zijn ondervrager, die hij broeder Hamid moest noemen, Nasser Sarmadi Parsa heet, op dat moment de Iraanse ambassadeur in Tadzjikistan.
Toen hij dit ontdekte, schreef hij zijn boek in de vorm van brieven aan broeder Hamid, waarin hij heel zijn leven uiteenzet. Dus let op, dames en heren westerse diplomaten wanneer u met Iraanse diplomaten praat.
Geslagen
In de periode van de sjah van Perzië werd hij twee keer gearresteerd. Uit zijn verslag blijkt dat hij tijdens zijn verblijf in de beruchte gevangenis van Teheran voor politieke activisten (Comité Moshtarek) twee keer op zijn gezicht werd geslagen.
Hij werd niet echt gefolterd, wat niet wil zeggen dat de andere politieke gevangenen niet zijn gefolterd.
In de herfst van 1974 kwam hij terecht in een cel, samen met tot dan toe voor hem een onbekende mullah: ‘Hij stond op, glimlachte zeer innemend, sterkte zijn armen uit en stelde zichzelf voor; Sayyed Ali Khamenei. Welkom!’
Romans
Khamenei, de huidige leider van Iran, was zijn celgenoot. Asadi stelde zich voor: ‘Ik ben een linkse sympathisant.’ Later zou Asadi actief worden voor Tudeh Partij. De twee gevangenen ontwikkelden een emotionele band. De ene bewaker noemden ze Hondenscheet nummer 1 en de andere Hondenscheet nummer 2.
Khamenei had bijzondere interesse voor literatuur. Hij kende vele schrijver en dichters en vroeg Asadi om voor hem romans na te vertellen die hij recentelijk had gelezen. Ook wilde hij van Asadi de basisregels van de journalistiek leren.
Grens
Asadi leerde hem een belangrijke regel die de latere ayatollah Khamenei goed van pas zou komen: ‘Besteed geen aandacht aan de koppen. Kijk naar de hoofdtekst en zoek naar woorden die worden herhaald, hoewel in verschillende variaties. Lees tussen de regels door.’
In het huidige Iran kun je niet op bedekte wijze schrijven zonder ontdekt en gestraft te worden.
Ze maakten grapjes over allerlei zaken, maar seksualiteit vormde de absolute grens. Deze twee bijzondere gevangenen moesten tegelijk gaan douchen, en dat was een gecompliceerd vraagstuk.
Khamenei douchte met zijn onderbroek aan. Wanneer ze terug kwamen in de cel, was de broek van Khamenei helemaal nat.
Adem
Volgens Khamenei is het voor mannen verboden om elkaars geslachtsdelen te zien. Dus dat wordt moeilijk als twee personen binnen een paar minuten, met één zeep samen in een kleine ruimte moeten douchen.
Asadi beloofde hem dat als hij zijn onderbroek uitdeed, hij niet naar hem zou kijken. Dat was de afspraak. Khamenei deed zijn onderbroek uit. Toch grapte Asadi tijdens het douchen: ‘Ik kan bogen op een bijzonder fraai exemplaar.’
Ooit zei Khamenei tegen Asadi; ‘Je bent hoe dan ook een moslim. Ik kan goed in je hart zien. Zelfs als je over atheïsme spreekt, ruikt ja adem naar Allah.’ In de ogen van een islamist heeft immers al het goede een islamitische oorzaak.
Tranen
Op een dag werd Asadi medegedeeld dat hij naar een ander cel zou worden gebracht. Ze moesten afscheid nemen.
‘We omhelsden elkaar en huilden, ik voelde dat mijn celgenoot rilde. Ik nam aan dat het de winterkou was en dus deed ik mijn trui uit en stond erop dat hij die zou aannemen. Hij weigerde. Ik weet niet waar ik het vandaan haalde, maar ik zei: “Ik denk dat ik word vrijgelaten.” Hij nam de trui en trok hem aan.’
Ze voelden elkaars tranen, terwijl Khamenei zei: ‘Onder een islamitische overheid zal er geen traan vergoten worden door onschuldigen.’ Er zouden later onder Khomeini en Khamenei echter rivieren van tranen vloeien in het islamitische Iran.
Willekeur
Onder leiding van Khamenei en zijn vrienden werden in 1988 duizenden politieke gevangenen geëxecuteerd. Asadi werd niet geëxecuteerd, hij werd vrijgelaten. Had hij zijn vrijlating te danken aan de trui die hij ooit aan Khamenei gaf?
Dat zullen we nooit weten. Een totalitair regime handelt willekeurig. Juist de willekeur van tirannie jaagt vrees aan bij de bevolking: iedereen is een potentiële slachtoffer.
Terwijl Khamenei het zien van zijn eigen geslachtsdeel door anderen taboe verklaarde, liet hij in 2009 honderden arrestanten die aan de demonstraties hadden deelgenomen, verkrachten. Jongens en meisjes werden verkracht. Dit werd indertijd door verschillende personen – onder anderen een aantal slachtoffers – openbaar gemaakt.
De tiran van de Perzen douchte met zijn onderbroek aan. Vrijdag vertel ik u over het verblijf van Asadi in de islamitische gevangenis.