Er zijn maar weinig landen in de Europese Unie zo xenofoob en racistisch als Nederland. Roemenen en Bulgaren worden vooral in Nederland gediscrimineerd.
Dat zegt de Roemeense minister van Arbeid Mariana Câmpeanu in een interview met dagblad Trouw.
‘Legt u mij eens uit hoe een land dat bekendstaat als gidsland, zo veel last kan hebben van angst voor vreemdelingen?’ vraagt de minister zich af.
Dijkdoorbraak
De Roemeense politicus sprak maandag op de ‘Roemenen en Bulgarentop’ in Den Haag. Minister Lodewijk Asscher (PvdA) van Sociale Zaken sprak daar andermaal zijn zorg uit over de problemen die op de Nederlandse arbeidsmarkt zullen ontstaan als Roemenen en Bulgaren vanaf 1 januari volgend jaar toetreden tot de paspoortvrije Schengenzone.
De ‘dijkdoorbraak’ van Asscher noemt de Roemeense minister ‘overdreven’. Nederland is volgens haar namelijk het minst interessante land voor Roemenen. ‘Onze talen en omgangsvormen sluiten veel minder op elkaar aan dan in Italië (meer dan een miljoen Roemenen), Frankrijk of Spanje,’ zegt Câmpeanu. De Roemenen die ons land wel weten te vinden, zijn doorgaans hoog opgeleid, meent de politicus.
Roemenen geen boeven
De minister vindt het onterecht dat Roemenen in Nederland bekendstaan als boeven, op grond van zaken als de Kunsthalroof in Rotterdam. ‘We moeten de liberalisering van de arbeidsmarkt niet verwarren met criminaliteit,’ zegt de Roemeense.
Toch erkent ook de Roemeense minister het risico dat laaggeschoolden het minimumloon in eigen land (200 euro) inruilen voor dat van Nederland (1477 euro). Ook haar land heeft intussen te kampen met een tekort aan gekwalificeerd personeel. Ze hoopt daarom dat veel werknemers terugkomen naar Roemenië. ‘Zo niet, dan zullen we werknemers van buiten de EU moeten halen, uit Oekraïne bijvoorbeeld.’