Gedoe rond Rotterdams Wereldmuseum toont de spagaat van cultuurbobo’s

De gemeente Rotterdam wil het ‘ontzamelen’, het afstoten van kunstwerken, een halt toeroepen. Maar moesten musea niet juist meer hun broek ophouden?

‘Ontzamelen’, het is zeker een mooi woord. Het verwijst naar het verkopen van delen van de eigen collectie door musea. Zij hebben de vanzelfsprekende neiging zoveel mogelijk te verzamelen, maar zien zich nu door financiële nood genoodzaakt objecten af te stoten.

Beroering

Soms veroorzaakt dit ontzamelen beroering. Zoals toen Museum Gouda een schilderij van Marlene Dumas te koop aanbood, tot ontsteltenis van de kunstenares.

En het Wereldmuseum in Rotterdam wil een deel van zijn Afrika-collectie verkopen om het hoofd boven water te kunnen houden. Vanwege bezuinigingen van de gemeente is al een groot aantal medewerkers ontslagen.

Maar de Rotterdamse wethouder voor Cultuur steekt daar nu een stokje voor. Verkoop van kunstwerken mag wel, maar dan onder zeer strikte voorwaarden en niet alleen om inkomsten te genereren.

Verwanselen

Het is wel een enigszins begrijpelijke maatregel. De gemeente is eigenaar van de collectie, dus kan en moet ze erop toezien dat de beheerder geen cultureel erfgoed verkwanselt.

Maar het gedoe rond het Wereldmuseum toont ook de spagaat van de cultuurbobo’s. Musea hebben de laatste jaren steeds te horen gekregen dat ze zelf meer hun broek moeten ophouden. De vorige staatssecretaris voor Cultuur, de VVD’er Halbe Zijlstra, liet weten dat zij ‘bedrijfsmatig robuust’ dienen te worden.

Sanering

Maar al te zelfstandig opereren wordt ook weer niet op prijs gesteld. Dan luidt de klacht van hogerhand dat musea te eigenwijs en te commercieel zijn en te weinig samenwerking zoeken. De Raad voor Cultuur stelde begin dit jaar zelfs voor het hele museumbestel overhoop te halen, met daarbij een voorname rol voor de overheid als regisseur.

Bij het ontwerpen van al die beleidsplannen dreigt weleens iets belangrijks over het hoofd te worden gezien. Namelijk dat in museumland het aanbod de vraag overtreft en dat verdere sanering onvermijdelijk is.