Ik begrijp die calvinistische Nederlandse kampeerders niet

16 juli 2013Leestijd: 4 minuten

Matigheid, daar draait het om in ons land. Is dat de de reden dat de calvinistische Nederlander zo van kampeervakanties houdt? Laten we eerlijk zijn: kamperen is creperen.

Vakantie is bedoeld om de eigen gedachten te ordenen, de natuurlijke balans te herstellen en om tijd te besteden aan zaken waar je door het drukke bestaan niet aan toekomt.

Maar bovenal is zij bedoeld om rust, bezinning, plezier en ontspanning te bieden. Een vakantie is er om te ‘ont-moeten’. Om de geest én het lichaam in de watten te leggen opdat zij de mens de rest van het jaar niet in de steek laten.

Daarom verbaas ik mij telkens over landgenoten die de vakantie aanwenden om meer lasten en gedoe voor zichzelf te creëren, zoals het geval is bij de kampeervakanties. Is kamperen niet creperen?

Zielig vuurtje

Eerst het gesleep met de kampeeruitrusting (inclusief de etenswaren en de boodschappen) om vervolgens hutjemutje op elkaar te staan, van plastic borden te eten, met een wc-rol over de camping te wandelen, met afwasteiltjes naar het washok te lopen, op een zielig vuurtje te koken en met z’n allen in een tent te slapen.

Enkel en alleen omdat het vakantie is.

Onlangs ontplofte ik toen ik op een kampeerderssite tips las als: ‘Neem een frisbee mee. Het is geschikt als bord en als ……..frisbee’ en ‘op kampeerterreinen met veel muizen is het verstandig eten geurdicht te verpakken en niet in de binnentent te bewaren. Het aan een boomtak ophangen van eten in een afgesloten tas is ook een oplossing om uw eten tegen de hongerige diertjes te beschermen.’

Slimme jongens

Waarom de mens toch zo ver gaat om zichzelf alle comfort te ontzeggen – of beter gezegd: zo ver gaat in zijn nostalgie naar de modder – is een raadsel.

Tot aan de oprichting van de Nederlandse Toeristen Kampeer Club in 1912 was kamperen uitsluitend toegestaan bij gebrek aan betere oplossingen.

De slimme jongens van de vakantiebranche bezitten een goede neus voor de vakantiegangers die ernstig leiden onder hun comfort-allergie en die in het gewone kamperen onbevredigende hoeveelheden ellende aantreffen. Daarom is het ‘klimaatneutraal kamperen’ uitgevonden.

Knagen

Afval scheiden, regenwater gebruiken en led-verlichting inzetten behoren tot de ingrediënten. Dagblad Trouw noemde dat ‘kamperen zonder schuldgevoel’. Blijkbaar kent kamperen ook gradaties van schuldgevoelens.

Het verkiezen van een caravan boven een tent bijvoorbeeld kan ons geweten ernstig doen knagen. Dat is te veel luxe, zou Calvijn ons misschien influisteren. We mogen niet meer hebben dan noodzakelijk is. Op dit soort momenten waardeer je je katholieke achtergrond ontzettend.

Toen ik een jaar of acht was, zat ik bij de padvinderij, waar we ’s zomers met onze leidinggevenden gingen kamperen. Dat heeft mij volwassen en zelfstandig gemaakt. Ook heeft het mij bijgebracht hoe je met weinig kunt overleven.

Volwassen

Kamperen was een pedagogisch middel voor mijn ouders en ik ben daardoor zeker sterker geworden. Toch onderneemt een groot deel van de kampeerders deze vorm van vakantie nauwelijks om de pedagogische bijeffecten te benutten.

Ook oudere echtparen, jonge stellen zonder kinderen of volwassen jongeren kamperen. Mensen die, als het goed is, allang volwassen en zelfstandig zijn.

Wanneer ik mijn buitenlandse vrienden vertel dat Nederland een kampeerland is – 21 procent van alle door Nederlanders geboekte vakanties in 2012 betrof kampeervakanties – associëren zij dit met het inkomensniveau van de kampeerders.

In Zuid-Europa, bijvoorbeeld in Italië, ga je in een tent wanneer een hotel niet veroorloofbaar is. Maar in Nederland heeft het weinig te maken met armoede of rijkdom.

Romantiek

Enkele jaren geleden tekende de reiskrant van De Telegraaf op dat ook bekende Nederlanders (oud-ministers, topvoetballers en olympische kampioenen) gek zijn op kamperen. Gezelligheid, romantiek en lekker in de natuur: dat zijn de zaken die ze in kamperen menen te vinden.

Alsof er geen andere vakantievormen zijn om gezelligheid en vereniging met de natuur te ervaren.

Winkel- en vergelijkingssite Kelkoo deed in 2009 onderzoek onder 6.700 Europeanen, en kampeervakanties bleken het vaakst door Nederlanders te worden genoemd: 27 procent van hen zou een vakantie kiezen in een tent of caravan terwijl slechts 11 procent van de Duitsers en 7 procent van de Fransen die keuze zou maken.

In Europees perspectief is er geen volk dat zo veel kampeert als het onze.

Tranendal

Helaas is er vrijwel geen wetenschappelijk onderzoek naar de relatie tussen vakanties en culturele achtergronden. Vooralsnog lijkt calvinisme geen onlogische verklaring voor de Nederlandse kampeergekte. Dit is wellicht waarom onze oosterburen, waar Luther (1483-1546) de levensweg heeft uitgestippeld, daar weinig mee hebben.

Hoewel beide kerkhervormers ten strijde trokken tegen onmatigheid en luxueus vertoon, is Calvijn altijd een stap verder gegaan. Een mens moest hard werken en een spaarzaam bestaan hebben. ‘Het leven is een tranendal,’ schreef hij.

Daarom leven veel calvinisten zwaarmoedig, terwijl spiritueel gezien Luther en de paus dicht bij elkaar staan.

Historici Jan Vis en Gebhard Moldenhauer stelden in hun boek Nederland en Duitsland (2000) dat de Duitse gewoonte om koekjes of gebak op een bord midden op tafel te zetten, in Nederlandse ogen onmatig is. Hetzelfde geldt voor het biergebruik van onze oosterburen, waarin Nederlanders een directe stap naar alcoholisme zien.

Lakmoesproef

Matigheid, daar draait het om in ons land. Waarom zou je meer willen hebben dan nodig is? En als je in een tent de vakantiedagen kunt doorbrengen, waarom zou je dan voor een tweesterrenhotel gaan? Kamperen straft de hebzucht. En daar houdt de calvinistische mens van.

Tot slot wens ik u een ontspannen zomervakantie en vooral veel rust en genot toe. Laad uzelf goed op en vlucht uit het alledaagse.

Zoals filosoof René Gude mooi zei: ‘Vakantie is de lakmoesproef van je eigen beschaving. Het is een trainingsprogramma voor het bedrijven van onbedrijvigheid. Mensen die dat kunnen, zijn beter tegen het leven bestand.’