De aanpassing van de rekenrente voor pensioenfondsen is omstreden. Vooral omdat jongeren er de dupe van kunnen worden.
Zelden halen technische beleidswijzigingen rond pensioenfondsen de voorpagina van de kranten, maar dat gold niet voor de invoering van de zogeheten ultimate forward rate (ufr), in september 2012. Deze ufr zorgde voor een hogere dekkingsgraad voor pensioenfondsen, waardoor ze in april dit jaar minder hoefden te korten op de pensioenen.
Rekenrente
Dankzij de ufr wordt de rekenrente, die pensioenfondsen gebruiken om hun verplichtingen te waarderen, kunstmatig verhoogd ten opzichte van de marktrente. Dit leidt tot een lagere waardering van de verplichtingen van pensioenfondsen, en daardoor hogere dekkingsgraden.
Voor zeer lange looptijden wordt de rente op 4,2 procent vastgezet, terwijl de marktrente veel lager is.
Als over 30 à 40 jaar blijkt dat de ufr te hoog is ingeschat, zal dat zeer ernstige gevolgen hebben voor de pensioenen van de twintiger en dertigers van vandaag. Hun pensioen kan dan tientallen procenten lager uitkomen, omdat teveel is uitgekeerd aan de huidige generatie gepensioneerden.
Fluctueren
De toezichthouder op de pensioenfondsen, De Nederlandsche Bank, noemt de ufr ‘een stap richting een toekomstbestendig pensioenstelsel’, omdat de dekkingsgraden van pensioenfondsen minder zullen gaan fluctueren.
Staatssecretaris van Sociale Zaken Paul de Krom schreef de Tweede Kamer in een toelichting op het zogeheten Septemberpakket pensioenen, dat de ufr slechts ‘beperkte generationele effecten’ heeft. Het risico dat jongeren tekort komen acht hij klein. Hij onderbouwt zijn stelling met een analyse van het Centraal Planbureau.
Het laatste woord over de ufr is nog niet gesproken, want er is een Rijkscommissie, onder voorzitterschap van Theo Langejan, die momenteel onderzoekt of de ufr te handhaven is op het huidige niveau. Begin juli 2013 zal hij rapport uitbrengen aan Paul Krom.