De prijs voor een vat Brent ruwe olie – de maatstaf voor oliehandel in Europa – zakte gisteren voor het eerst in zeven jaar onder de 40 dollar. De daling kwam doordat OPEC, het kartel van olie-exporterende landen, opnieuw besloot om zijn productie niet te verlagen.
Sinds eind 2014 voeren de OPEC-landen volop olie uit om de prijs te drukken. Zo willen ze olieproducenten uit de Verenigde Staten en Canada uit de markt drukken. In die landen is het moeilijker en dus duurder om olie uit de grond op te pompen.
Lage stookkosten
Tegelijk neemt de vraag naar olie in westerse landen af doordat er bijvoorbeeld meer elektrische auto’s rondrijden.
Dat de olieprijs laag blijft, is gunstig voor consumenten. Niet alleen voor automobilisten: zowel de gas- als elektriciteitsprijs is tot op zekere hoogte verbonden aan de olieprijs. Een lage olieprijs betekent dus lage stookkosten.
Maar het voordeel is niet heel groot, door een aantal zaken. Zo is de dollar, de valuta waarin olie wereldwijd wordt afgerekend, in waarde is gestegen ten opzichte van de euro. Europeanen kunnen met hun euro’s dus minder dollars kopen om olie mee te kopen.
Accijnzen
Verder bepaalt de prijs van ruwe olie maar voor zo’n 30 procent de prijs van benzine. Accijns en belasting maken het grootste deel uit. Dat geldt nog sterker voor de prijzen van gas en elektra. De eerste bestaat voor de helft uit belastingen, de tweede zelfs voor driekwart. Deze belastingen gaan volgend jaar ook nog eens omhoog.
Olieproducenten lijden onder de lage prijs. De export van landen als Venezuela en Nigeria bestaat voor 90 tot 95 procent uit ruwe olie. Ook in Rusland heeft de economie te lijden onder de slechte olieprijs.