Zeker, er zijn Nederlanders die het niet makkelijk hebben. Maar de definities die worden gebruikt om ‘armoede’ in Nederland in kaart te brengen, zijn nogal absurd en schetsen een verkeerd beeld.
De crisis slaat hard toe, er is een recordaantal armen, één op de tien Nederlandse huishoudens verkeert in armoe.
Het jaarlijkse armoedesignalement van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), dat concludeert dat de armoede is toegenomen, biedt een hoop stof voor krantenkoppen.
Maar wie het onderzoek bestudeert, kan alleen maar concluderen dat het woord armoede in Nederland – een van de rijkste landen ter wereld – sterk aan inflatie onderhevig is.
Participatie
Het CBS merkt een alleenstaande aan als ‘arm’ als hij of zij een inkomen van minder dan 990 euro per maand heeft. Overigens kan 60 procent van deze ‘armen’ daarvan gewoon of zelfs prima rondkomen. Ter vergelijking: 90 procent van de niet-armen kan rondkomen van zijn inkomen.
Het SCP vindt iemand arm als hij minder dan 1.042 euro per maand te besteden heeft. In die 1.042 euro zit ook 90 euro inbegrepen voor ‘sociale participatie’: geld dat mensen kunnen besteden aan het uitnodigen van bezoek, uitgaan en vakantie.
Absurd
Pardon, vakantie? Een van de meer lachwekkende conclusies van het rapport is dat ruim de helft van de armen het zich niet kan permitteren ‘om jaarlijks een week met vakantie te gaan’. De andere helft dus wel.
Niet te miskennen valt dat er mensen in Nederland zijn die op een karig bestaan zijn aangewezen, en die het niet gemakkelijk heben. En de crisis laat zeker zijn sporen na.
Maar het beeld dat Nederland wordt overspoeld door een golf van armoede is absurd. Een land waar arm betekent dat je niet elk jaar met vakantie kan – wie zou daar niet willen wonen?