De Raad van State legt de vinger op de zere plek als het zegt dat bonusafspraken een zaak tussen werknemers en werkgevers zijn. Plannen van Europese Unie en het kabinet om bonussen te beperken, passen beter in Noord-Korea dan in een westerse economie.
De Raad van State uit forse kritiek op het plan van de Europese Unie (EU) om de bonus van bankiers op 100 procent van het vaste salaris te maximeren.
In Nederland heeft minister Jeroen Dijsselbloem van Financiën (PvdA) een nog drastischer maatregel in de maak: hij wil de bonussen van bankiers beperken tot 20 procent van het vaste salaris.
Achtergrond
Salarisafspraken en afspraken over bonussen zijn een kwestie tussen werkgever en werknemer, vindt de Raad van State. Dat klopt: in communistische landen mag het de gewoonte zijn dat overheden zich bemoeien met salarissen in het bedrijfsleven, westerse overheden houden zich bij de totstandkoming van salarissen in het bedrijfsleven goeddeels op de achtergrond.
Maar nu dus niet. Een overheid die ingrijpt in die afspraken, verstoort het evenwicht tussen vraag en aanbod van personeel – en op die manier de marktwerking in de financiële sector.
De gevolgen kunnen velerlei zijn: als bonussen worden beperkt, dan zullen de vaste salarissen stijgen – zonder dat bestuurders nog met een bonus (uiteindelijk een individuele prikkel) te kunnen sturen. Dat schaadt het concurrentievermogen van die bedrijven.
Stemmen
Om alsnog met prikkels te kunnen sturen, zullen financiële instellingen ongtewijfeld proberen sommige diensten te verplaatsen. Of ze stoppen er gewoon mee.
De aanpak van bonussen is dus niet productief, en is in feite symboolpolitiek. Politici zouden er beter aan doen banken echt te dwingen gezond te worden, door hun hogere kapitaalbuffers op te leggen.
Maar daar win je blijkbaar geen stemmen mee.