In Brussel wordt woensdag de laatste hand gelegd aan de zogeheten Europese bankenunie, die er volgens minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem (PvdA) voor moet zorgen dat de belastingbetaler niet langer opdraait voor toekomstige problemen in de financiële sector.
‘We zijn heel ver met het uitbouwen van de bankenunie, vandaag gaan we de laatste bouwblokken op hun plek zetten,’ zegt de minister voorafgaand aan een overleg met zijn Europese collega’s. De bankenunie zal volgens hem ‘grote bescherming’ bieden.
Maar wat houdt die bankenunie precies in en wat gaat er veranderen? Elsevier.nl zet drie vragen en antwoorden op een rij.
1. Waarom wordt er een bankenunie opgericht?
In juni vorig jaar kwamen de regeringsleiders van de EU-lidstaten overeen dat er een bankenunie moest worden opgericht. Dit systeem met verschillende nieuwe instrumenten in het Europese financiële stelsel zorgt ervoor dat bij het omvallen van de bank de staat – en dus de belastingbetaler – niet langer opdraait voor de kosten.
In de bankenunie staan alle aangesloten banken garant voor elkaar. Zij zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de redding van een in problemen geraakte bank.
Op die manier wordt geprobeerd het risico dat financiële problemen in het ene EU-lidstaat via banken overslaan op andere lidstaten in te perken.
2. Leidt dit ertoe dat relatief sterke Nederlandse banken geld moeten overmaken aan zwakke banken in Zuid-Europa?
Dat is zeker niet de bedoeling. De Europese Centrale Bank, die een centrale rol zal krijgen bij het toezicht, licht alle grote Europese banken door om te voorkomen dat banken grote verliezen verborgen houden en, zodra de bankenunie een feit is, hun hand bij Frankfurt ophouden.
Dit heet de Asset Quality Review, of AQR. Feit is wel dat de banken in Zuid-Europa er over het algemeen slechter bij staan dan die in Noord-Europa – de veiligheid van banken hangt sterk af van de economie.
3. Wat verandert er voor de belastingbetaler?
De bedoeling is dat belastingbetalers nu niet meer gaan betalen voor het faillissement van banken. Banken in heel Europa gaan geld in een fonds storten, waarmee het redden van failliete banken kan worden bekostigd.
Het duurt echter nog tien jaar voordat banken gezamenlijk de stroppenpot van 55 miljard euro hebben volgestort. Als er voor die tijd een bank omvalt, zullen overheden toch moeten bijspringen.
Het is echter niet erg waarschijnlijk dat 55 miljard euro wel genoeg is om failliete banken te financieren. Ter illustratie: het redden van ABN AMRO en ASR Verzekeringen kostte de Nederlandse overheid alleen al zo’n 30 miljard euro.