Voor veel europarlementariërs heeft de utopie van een Verenigde Staten van Europa een bijna religieuze aantrekkingskracht. Dit geloof in de EU is over het algemeen gestoeld op drie aannames die worden gebracht als onomstotelijke waarheden.
Deze speech werd door europarlementariër Laurence Stassen vrijdagochtend uitgesproken tijdens de boekpresentatie van Spanning in Europa (diverse auteurs) en Vervlogen Visioenen (Syp Wynia) in het Huis van Europa in Den Haag.
Dames en heren,
Voordat ik begin met mijn inhoudelijk betoog wil ik allereerst Elsevier danken voor de uitnodiging om hier te spreken. Het bevestigt hoezeer Elsevier hecht aan een kritisch tegengeluid en daar de ruimte voor biedt. Ook de boeken naar aanleiding waarvan wij hier samenzijn laten wat mij betreft zien dat Elsevier er niet voor terugdeinst om kritisch te zijn. Kritiek is vaak onprettig, maar wel noodzakelijk om ambities te toetsen op realisme.
Ik moet u zeggen dat ik als Europarlementariër mij de afgelopen jaren regelmatig heb afgevraagd waar de ambitie vandaan komt om het EU-project door te drukken, terwijl alle seinen intussen op rood staan. Voor een deel denk ik dat dit komt doordat de meerderheid van politieke elite er zelf belang bij heeft om dit project door te zetten. Men heeft immers een enorm politiek kapitaal geïnvesteerd in de EU. Daarom zal men er alles aan doen om de status quo te handhaven. Deze verbetenheid wordt nog eens versterkt doordat men zich ook emotioneel verbonden voelt met het project. Voor veel Europarlementariërs bijvoorbeeld heeft de utopie van een Verenigde Staten van Europa een bijna religieuze aantrekkingskracht.
Dit geloof in de EU is over het algemeen gestoeld op drie aannames die worden gebracht als onomstotelijke waarheden. Ten eerste zou de EU garant staan voor vrede en veiligheid in Europa. Ten tweede veronderstelt men dat Europa alleen kan overleven als machtsblok onder EU-vlag. En ten derde zou de EU cruciaal zijn voor de welvaart in Europa.
Ik denk dat er heel wat af te dingen valt op deze claims. Naar mijn mening kunnen deze claims zelfs grotendeels worden ontkracht, waarmee het raison d’être van de EU wegvalt.
1) Te beginnen met de EU als vredestichter. Het idee hierbij is dat Europa zonder de EU terugvalt in een staat van oorlog en conflict. Nationale staten die de ruimte krijgen zouden gevaarlijk zijn en moeten daarom aan de ketting worden gelegd door een supranationaal orgaan als de EU. Zo stelt Commissievoorzitter Barroso dat tegenstand van verregaande Europese integratie leidt tot oorlog en loopgraven. De Eerste en Tweede Wereldoorlog vormen hierbij het moreel kompas. Toch komen de apocalyptische beelden die men schept mij over als ontoereikend argument voor verregaande politieke integratie.
Vrijwel niemand ontkent dat nationalisme in zijn extreme vorm een gevaar vormt, zeker waar deze met agressieve ideologieën wordt vermengd. Tegelijkertijd ziet men over het hoofd dat het onderdrukken van naties net zo gevaarlijk, zo niet gevaarlijker is. Zo waarschuwt de ontstaansgeschiedenis van de Eerste Wereldoorlog ons juist voor de risico´s wanneer nationale gevoelens en aspiraties worden onderdrukt. Dit zorgde voor grote spanningen in met name Oostenrijk-Hongarije en resulteerde in de moordaanslag op kroonprins Frans Ferdinand. Dit was de aanleiding voor de Eerste Wereldoorlog.
De Amerikaanse president Woodrow Wilson had dit gevaar helder op zijn netvlies toen hij in 1918 zijn 14 punten plan bekend maakte. Hij zag in dat centralistisch bestuur van vele volkeren een onhoudbaar concept was en introduceerde het zelfbeschikkingsrecht in zijn plannen. Hierin moeten volkeren zelf kunnen bepalen onder welke soevereiniteit ze vallen. Naties konden niet worden gedwongen om op te gaan in een groter geheel.
Vanuit dit perspectief is het onbegrijpelijk dat de Europese elite zich blindstaart op het beteugelen van nationale staten en nationalistische gevoelens. Wanneer zoveel verschillende nationale staten, met uiteenlopende economische structuren, culturele achtergronden en politieke stelsels in het keurslijf van de EU worden geperst, creëert het juist spanningen. Uit de vele protesten en opiniepeilingen komt naar voren dat er in Europa behalve afkeer tegen de EU ook steeds meer onderlinge afkeer is. Bij de protesten in Griekenland worden Duitsers al vergeleken met de Nazi´s.
De claim dat de EU vrede garandeert is wat mij betreft dan ook onterecht. Mij lijkt het tegenovergestelde eerder waar. De poging om via de EU eenwording af te dwingen en nationale staten in toom te houden leidt tot onvrede en oplopende animositeit. Zeker gezien het feit dat burgers in de lidstaten nooit nadrukkelijk hebben ingestemd om op te gaan in dit grotere geheel. Men voelt zich nu tot elkaar veroordeelt.
2) Dan is er het argument dat Europese landen de 21e eeuw alleen kunnen overleven als machtsblok, samengebracht onder EU-vlag. Ook hier zit men er naast. Het gaat in een geglobaliseerde wereld niet om een competitie wie de grootste of machtigste is.
Landen overal ter wereld hebben te maken met globalisering, maar weten daar prima op in te spelen via traditionele samenwerkingsverbanden. Deze landen vormen geen unies als de EU en varen hier wel bij.
De realiteit is bovendien dat relatief kleine landen zich uitstekend weten te handhaven. Denk in onze regio bijvoorbeeld aan landen als Noorwegen en Zwitserland. Kleinere spelers zijn vaak zeer welvarend en competitief.
Dat is ook logisch, omdat het juist in een tijd van globalisering noodzakelijk is dat landen zich aan kunnen passen aan een wereld die constant in beweging is. Kleinere landen hebben een aanpassingsvermogen en competitiviteit waar de meeste grote mogendheden in de wereld alleen maar van kunnen dromen. Big is not always beautiful, maar klein is wel fijn.
De geschiedenis bevestigt dit beeld. Als de Europese geschiedenis ons één ding leert is het wel dat macht en welvaart niet voortkomen uit centralisatie, maar juist uit verscheidenheid. Het zogeheten ‘Europees mirakel’, waarbij Europa vanaf de renaissance de rest van de wereld voorbijstreefde, was juist te danken aan het ontbreken van politiek-bestuurlijke eenheid in Europa. Deze fragmentatie bleek een zegen omdat het de bron was voor competitie en innovatie. Er zijn uiteraard ook heel wat conflicten uitgevochten, maar dat was in de rest van de wereld niet anders. Het is in elk geval niet zo dat eenwording een alternatief biedt. Daar waar eenwording werd afgedwongen, eindigde het in een nachtmerrie. Ming China, het Ottomaanse Rijk, en meer recentelijk de Sovjet Unie, zijn hiervan bekende voorbeelden. Deze regimes kenmerkten zich door onderdrukking, bleken te groot en raakten uiteindelijk onbestuurbaar.
We moeten ons ook niet blindstaren op landen als China en de VS. Deze hebben een totaal andere ontstaansgeschiedenis dan Europa en kunnen niet dienen als blueprint. De Verenigde Staten zullen we nooit worden. En zoals China willen we helemaal niet worden.
In plaats van te focussen op anderen moeten we juist lering trekken uit onze eigen geschiedenis en succes. Laten we de diversiteit in Europa koesteren en afstappen van de illusie dat eenwording top-down kan worden afgedwongen. Het doet Europa veel meer kwaad dan goed. We moeten Europa niet proberen te maken tot wat het niet is.
3) Tenslotte is er nog het welvaartsargument. Door de EU zijn we rijker. Dat is maar gedeeltelijk waar. Waar Europese landen rijker van zijn geworden is vrijhandel en de interne markt. Maar voor de interne markt is geen EU-lidmaatschap of zelfs EU nodig. Vergeet niet dat de interne markt in 1992 voor het EU verdrag van Maastricht al grotendeels op poten stond. Bovendien participeren landen buiten de EU, Noorwegen en Zwitserland, in de interne markt. Maar deze landen hebben niet te kampen met de nodeloze ballast van ander EU-beleid.
Kijken we vervolgens naar typische EU-beleidsterreinen – die de kern raken van het Europees project, dan zien we juist de hoge kosten hiervan. Denk bijvoorbeeld van de vele decennia van inefficiënt en protectionistisch landbouwbeleid, dat nog steeds 40% van het EU-budget opslokt? Of de Europese structuurfondsen, waar honderden miljarden aan worden verspild? Deze leveren geen welvaart op, maar kosten een hoop geld. Het meest prestigieuze EU-project van allemaal – de euro – spant de kroon. De kosten hiervan lopen in de honderden miljarden en het heeft de crisis in Europa alleen maar verergerd. In de rest van de wereld groeit de economie, in de EU en de eurozone nauwelijks.
Ook de bijdrage van het EU handelsbeleid is discutabel. De praktijk toont 28 lidstaten met zeer verschillende en zelfs tegenstrijdige belangen. Frankrijk bijvoorbeeld is protectionistisch ingesteld. Zo heeft dit land bij de onderhandelingen voor de TTIP, het vrijhandelsverdrag met de VS, bij voorbaat geëist dat de film en audiovisuele industrie buiten de onderhandelingen worden gehouden. Nederland is als exportland niet gebaat bij protectionisme, maar juist van zoveel mogelijk vrijhandel. Als het al lukt om een vrijhandelsakkoord te sluiten, duurt het jaren, en dan is het akkoord ook nog verre van optimaal voor Nederland. Waar de EU bijna in een handelsoorlog verwikkeld raakte met China om zonnepanelen, hebben Zwitserland en IJsland ondertussen een vrijhandelsakkoorden met China gesloten.
Wat welvaart betreft draagt de interne markt hier aan bij, maar dat kan niet worden gezegd van het gros van de EU-beleidsterreinen.
Dames en heren, de drie argumenten waarop de EU zijn bestaansrecht baseert zijn uitermate wankel. Of het nu gaat om de handhaving van vrede, het creëren van welvaart of het overleven in een geglobaliseerde wereld, in alle gevallen is de EU geen noodzaak. In veel gevallen doet de EU naar mijn mening juist af aan deze ambities.
Dat menig politicus hardnekkig vast blijft houden aan het doordrukken van Europese eenwording vind ik onbegrijpelijk. Maar echt onvergeeflijk is wat mij betreft het feit dat deze politici hun ambities doordrukken, wetende dat de bevolking deze niet steunen. De Nederlandse bevolking wil helemaal niet opgaan in het grotere geheel van de EU. De uitslag van het grondwettelijk referendum in 2005 was klip en klaar. Uit een laatste peiling van 31 maart j.l. blijkt dat 7 op de 10 Nederlanders de macht van de EU wil inperken of zelfs helemaal uit de EU wil stappen. Hoe kunnen politici, die zeggen het volk te vertegenwoordigen, dan stug door blijven gaan met het uithollen van nationale soevereiniteit en het overhevelen van bevoegdheden naar Brussel?
Het democratisch tekort waar het Europees integratieproject mee kampt, is hierdoor immens en groeiende. Niet zozeer omdat er geen volksvertegenwoordigers zijn of democratische organen, maar simpelweg omdat deze vertegenwoordigers de mening van de bevolking structureel naast zich neerleggen. En het Europees Parlement, die maakt dit democratisch deficit alleen maar erger. Het is in de praktijk een EU- vertegenwoordiging in plaats van een volksvertegenwoordiging, omdat het blijft prediken voor uitbreiding van de EU terwijl de mening van de kiezer hier volstrekt haaks op staat. Voor het EP zijn de visies van de ´ever closer union´ en een federaal Europa nog steeds leidend.
De theorie van het sociaal contract van verlichtingsfilosofen als John Locke kan helpen om licht te werpen op de ernst van de legitimiteitscrisis van de EU. Het stelt dat de instemming van de burger met het soort politieke gemeenschap waarin men plaatsneemt onontbeerlijk is. Politieke legitimiteit vereist instemming van de bevolking.
En het is precies hier waar in het geval van de EU de schoen danig wringt. Stap voor stap zijn bevoegdheden overgeheveld van het nationale naar het Europese niveau. Het meest in het oog springende voorbeeld is natuurlijk het grondwettelijk verdrag, inclusief symbolen als Europese vlag en het Europees volkslied. Maar ook nu nog gaat deze soevereiniteitsoverdracht gewoon verder. Het sluiten van contracten tussen de EU en de lidstaten, de aantasting van het budgetrecht, de bankenunie, het zijn allemaal aanpassing die nationale soevereiniteit verder uithollen en leidt tot een nieuwe politieke orde die steeds meer bevoegdheden van de nationale lidstaten overneemt.
Stemt de bevolking in met deze wijzing die de aard van de politieke gemeenschap waar zij deel van uit maken fundamenteel verandert? Het antwoord is duidelijk nee. In de eerste decennia van het Europese integratie proces is de bevolking überhaupt nauwelijks betrokken. Toen er wel om een mening werd gevraagd, zoals bij het grondwettelijk referendum is deze mening genegeerd. Intussen durft de politieke elite het niet meer aan. Maar feit blijft dat in veel landen inclusief Nederland de bevolking niet heeft ingestemd om op te gaan in een alsmaar uitdijende EU. Het ontbreekt aan democratisch draagvlak.
Zo heeft een politieke elite eenzijdig het sociale contract heeft opengebroken en naar eigen inzicht herschreven. De EU als supranationale politieke gemeenschap voldoet als gevolg hiervan volstrekt niet aan de voorwaarden die gesteld worden aan een legitieme politieke gemeenschap. Hiermee veroordeelt men de bevolking er feitelijk toe om te leven in onderdrukking. De burger moet namelijk plaats nemen in een politieke gemeenschap waar men niet zelf voor heeft gekozen en waar men ook geen onderdeel van uit wil maken. Ontsnappen is haast onmogelijk.
Beste dames en heren, de vraag is: hoe nu verder. Is er een uitweg uit deze situatie? Ik denk dat deze er is, maar het moge duidelijk zijn dat het niet eenvoudig zal zijn. Er moeten naar mijn mening in elk geval twee dingen gebeuren. Er moet allereerst een open debat komen waarbij alle opties op tafel komen. Ten tweede moet er maximale democratische betrokkenheid worden gecreëerd.
Een open debat betekent dat we eerst af moeten van TINA ´there is no alternative´. Er zijn wel degelijk alternatieven en deze moeten bespreekbaar zijn. Dat gaat dus verder dan debatteren over de wijze waarop de Europese heilstaat verder dient uit te breiden. De discussie mag zich niet langer beperken tot welk type of welke smaak EU we willen, maar ook over het bestaansrecht van de EU ansich en over het EU-lidmaatschap van Nederland.
De hamvraag is of de burgers verder leven binnen Nederland als onafhankelijke nationale staat of als burgers binnen een Verenigde Staten van Europa. Dat is de existentiële keuze die voorligt en deze moet worden bediscussieerd.
Gezien de verstrekkendheid van deze voorliggende keuze en om te compenseren voor het ontstane democratische deficit steun ik het pleit voor referenda. De kiezer moet zich uit kunnen spreken over EU-lidmaatschap en moet worden gehoord bij elke beslissing waarbij nationale bevoegdheden worden overgeheveld naar EU-niveau.
Mijn inzet zal zijn om de EU te verlaten. Niet omdat dit een eenvoudige keuze is, maar omdat naar mijn inschatting Nederland beter af is buiten de EU. De tegenwerping is natuurlijk dat uit de EU stappen een sprong in het diepe is. Dat is op zichzelf waar, maar hetzelfde geldt ook voor voortzetting van EU-lidmaatschap. Waar ik mij aan vasthoudt is mijn vertrouwen in de kracht van Nederland. Nederland heeft zich door de eeuwen heen altijd bewezen en is ook nu nog steeds een van de rijkste en competitieve handelsnaties ter wereld.
Door uit de EU te stappen komen we af van veel nodeloze ballast die EU-lidmaatschap met zich mee brengt. Nederland kan dan zijn eigen begroting, handelsbeleid en immigratiebeleid weer bepalen. En Nederland hoeft niet langer bij te dragen aan het EU budget noch aan de fondsen om de eurozone bij elkaar te houden. Daarmee is Nederland buiten de EU wat mij betreft een aanlokkelijker perspectief dan doorploeterden binnen de EU, dat naar mijn inschatting op een doodlopend spoor is beland.
Een ding staat als een paal boven water. Hoe de EU zich ook zal ontwikkelen en welke rol Nederland ook binnen of buiten de EU zal spelen, de instemming van de bevolking met de weg voorwaarts is essentieel. Wat ik als politicus ook bepleit, uiteindelijk is het oordeel aan de kiezer. Als politicus zal ik mij neerleggen bij dit oordeel en ik spreek de hoop uit dat politici van het hele politieke spectrum, zowel binnen als buiten Nederland dit zullen doen. Opdat de democratie zal zegenvieren.
Dank u wel.