Vijf vragen en antwoorden over het rapport Woningcorporaties

De parlementaire enquêtecommissie Woningcorporaties presenteerde donderdag haar eindrapport. De commissie velt daarin een keihard oordeel over woningcorporaties, de politiek en de banken.

De parlementaire enquêtecommissie onderzocht het functioneren van het stelsel van woningcorporaties. Het doel daarvan was om vast te stellen wat er in de sector verkeerd is gegaan en wat er moet veranderen.

Een parlementaire enquête is een van de kostbaarste en zwaarste middelen die het parlement kan inzetten om helderheid te krijgen over een specifieke kwestie. Hieronder vijf vragen en antwoorden over het eindrapport van de commissie.

1. Wat concludeert de commissie?

De parlementaire enquêtecommissie laat geen spaan heel van de corporaties. Volgens de commissie wordt het corporatiestelsel gekenmerkt door ‘fraude, zelfverrijking en imagoschade. Er wordt geld over de balk gesmeten bij verschillende woningcorporaties. Het stelsel trilt op haar grondvesten’.

‘Zij hebben, soms op grove wijze, gefaald en het in hen gestelde maatschappelijke vertrouwen beschaamd,’ zegt de commissie in het rapport.  Bestuurders van de corporaties ‘lijken in veel gevallen te proberen hun verantwoordelijkheid op anderen af te schuiven.’

Volgens de commissie zijn de toezichthouders op de woningcorporaties en de koepel van woningcorporaties Aedes ‘vergeten’ dat de corporaties een maatschappelijk doel hebben, namelijk het bieden van betaalbare huurwoningen aan de lagere en middeninkomens

Ook de politiek moet het bezuren in het rapport. Politici vonden hun eigen politieke stokpaardjes belangrijker dan het aanpakken van misstanden, vindt de commissie. Dit geldt zowel voor de verantwoordelijke bewindspersonen als voor partijen in de Tweede Kamer.

Banken hebben volgens de commissie ‘kwalijk en afkeurenswaardig’ gehandeld bij de soms ‘agressieve verkoop’ van ingewikkelde derivaten, risicovolle financiële producten. . Ze hebben hun eigen winst boven het belang van goede sociale huurwoningen gesteld.

2. Wat was de aanleiding voor de parlementaire enquête?

De enquête is vorig jaar april ingesteld vanwege het schandaal met de grote Rotterdamse woningcorporatie Vestia. De corporatie kwam in de problemen door te speculeren met derivaten en ging daar bijna aan ten onder.

Corporaties kochten de derivaten om zich tegen renterisico’s in te dekken. Maar omdat de rente op de kapitaalmarkten onverwacht laag uitviel, kregen de derivaten een negatieve marktwaarde. Daardoor kwam de corporatie in directe betalingsproblemen.

Het afkopen van de derivatenportefeuille bij de betrokken banken kostte uiteindelijk 2 miljard euro. Andere corporaties moesten bijspringen om Vestia overeind te houden. Zij hebben bijna 700 miljoen euro bijgedragen aan het oplossen van het probleem.

In oktober 2012 beperkte toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Liesbeth Spies het gebruik van derivaten door woningcorporaties. De corporaties mogen deze producten niet meer doorverkopen. En derivaten waarmee wordt gespeculeerd op rentedalingen zijn verboden.

3. Hoe is de enquêtecommissie te werk gegaan?

De commissie heeft een literatuurstudie gedaan en werkbezoeken afgelegd. Vervolgens heeft de commissie een aantal getuigen en specialisten gehoord, waaronder corporatiedirecteuren, leidinggevenden, toezichthouders en politici.

Zo werd er over directeur-bestuurder Erik Staal van Vestia gezegd dat hij ‘nooit werd tegengesproken’. Ook zou hij bekenden van hem hebben ingesteld in de raad van commissarissen van Vestia.

De zaak Vestia werd een tijd lang verzwegen voor de Tweede Kamer. Vanwege een rekenfout zat het vierde kabinet Balkenende met een gat van 1 miljard euro voor woningbouwbeleid. Om dit gat te dichten moest met corporaties worden onderhandeld. Uiteindelijk is het geld grotendeels uit de schatkist gekomen.

4. Wat zijn de aanbevelingen van de commissie?

Het doel van het rapport is om aanbevelingen voor verbetering te doen. Volgens de commissie moeten corporaties weer terug naar hun kernactiviteit: het verschaffen van betaalbare huurwoningen. Ook moeten huurders en gemeenteraden ‘meer macht’ krijgen over het onderhoud en de bouw van de woningen.

Daarnaast is de minister op afstand eindverantwoordelijke en mag hij bestuurders evalueren en desnoods ontslaan. Ook vindt de commissie dat er een onafhankelijke Woonautoriteit moet komen.

5. Hoe reageert de politiek?

De partijen in de Tweede Kamer  vinden dat het toezicht op woningcorporaties aangescherpt moet worden.

De SP is het eens met de bevinding dat burgers en gemeenten meer zeggenschap  moeten krijgen. ‘Het gokken met gemeenschapsgeld is nu echt afgelopen’, zegt Tweede Kamerlid Sadet Karabulut.

De PVV is voor kleinschaligere corporaties. PVV-Kamerlid Sietse Fritsm zegt hierover dat corporaties ‘betrokken bestuurders met een bescheiden salaris’ moeten hebben en dat bestuurders zich enkel moeten richten op ‘de kerntaken: bouwen, verhuren en beheren’. De PVV vindt dat de huurder centraal moet staan en wil af van de vriendjespolitiek binnen de corporaties.

Ook de PvdA vindt dat de huurder de afgelopen jaren buitenspel heeft gestaan en dat corporaties ‘terug moeten naar hun kerntaak: het huisvesten van lage en middeninkomens en zorg dragen voor gemengde wijken en leefbare buurten’.

D66 pleit verder voor een onafhankelijke toezichthouder. Ook D66-Kamerlid Kees Verhoeven stelt dat corporaties terug moeten naar hun kerntaak. “In tegenstelling tot de woningcorporaties en minister Blok heeft D66 steeds gepleit voor één sterke onafhankelijke toezichthouder. D66 ziet zich nu gesteund door de aanbeveling van de enquêtecommissie.”

Minister Stef Blok (VVD) van Wonen is blij dat er met de uitkomst van het rapport in de toekomst voorkomen gaat worden ‘dat corporaties in commerciële projecten stappen waarvan de verliezen ten koste gaan van huurders en andere woningcorporaties’.