Illegalen hebben in Nederland onvoorwaardelijk recht op een sobere opvang met eten en drinken. De zogenoemde ‘bed-bad-en-broodvoorziening’ geldt wel als uiterst redmiddel.
Dat is het oordeel van de rechtbank Amsterdam in een zaak tussen de gemeente en zeven uitgeprocedeerde asielzoekers.
Noodopvang
Asielrechtadvocaat Jeanette Kruseman van Fisher Advocaten uit Haarlem was in beroep gegaan tegen de beslissing van de gemeente Amsterdam om zeven uitgeprocedeerde asielzoekers gemeentelijke opvang te ontzeggen.
Volgens de gemeente kwamen de illegalen niet in aanmerking voor de regeling, maar advocaat Kruseman bestreed dat op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo).
Onvoorwaardelijk
De rechtbank oordeelde vrijdag in het voordeel van de illegalen. De rechter vindt dat de gemeente onvoorwaardelijk opvang moet bieden aan vreemdelingen, ook als zij onrechtmatig in Nederland verblijven.
‘Toegang weigeren tot de bed-bad-en-broodvoorziening raakt het respect voor de menselijke waardigheid zodanig dat het recht op een privéleven van een persoon (art. 8 EVRM) onmogelijk wordt gemaakt,’ oordeelde de rechter.
Laatste vangnet
De rechter zei hierbij wel dat de gemeente niet altijd direct gehoor hoeft te geven aan het verzoek om noodopvang. Eerst moet immers naar andere opvangvoorzieningen worden gekeken zoals die bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA).
Maar als alle opties geen resultaat hebben opgeleverd, mag de gemeente nooit de noodvoorziening weigeren. Volgens de rechtbank geld de bed-bad-en-broodvoorziening ‘als een laatste vangnet’.
De uitspraak geldt als een belangrijk precedent voor het verdere verloop van de gemeentelijke opvang van asielzoekers. Het kabinet wil de opvang alleen beschikbaar stellen aan uitgeprocedeerden die meewerken aan hun vertrek. Maar uit deze uitspraak blijkt dat de gemeente geen voorwaarden mag stellen aan de noodopvang indien er geen andere opties meer over zijn voor de uitgeprocedeerde.