Moderne moskee is meer dan gebedshuis, zeker tijdens ramadan

'Guido Benschop'

Op bezoek bij het Leidse islamitisch centrum Imam Malik, dat niet afhankelijk wil zijn van oliesjeiks. ‘We hebben dit zelf ge­financierd’ met bloed, zweet en tranen.’

Zo tijdens de ramadan verwachten ze in het islamitisch centrum Imam Malik (ICIM) in Leiden zo’n 800 bezoekers per dag, met uitschieters naar 1.300 moskeegangers in het weekeinde. ‘En straks met het Suikerfeest zijn het er wel 3.000,’ zegt Rachid
Oucharia (37), secretaris en vrijwilliger bij ICIM.

De flyers met telefoonnummers die bij geluidsoverlast kunnen worden gebeld, zijn al in de buurt bezorgd. Vrijwillige parkeerwachten zullen – net als bij het reguliere vrijdaggebed – erop toezien dat auto’s niet op de stoep worden geparkeerd.

Nu is het nog rustig, al is bijna overal in het complex het geluid te horen van de koranrecitaties uit de gebedszaal. Daar zit een groep jongens in de leeftijd van zeven tot veertien jaar in een kringetje met hun docent, gekleed in grijze islamitische gewaden. Hun knie­ën raken elkaar, voor zich hebben ze opengeslagen korans liggen.

De oudste van de groep kent de tekst bijna uit zijn hoofd. Binnenkort mag hij door naar de volgende module: interpretatie van wat hij inmiddels kan dromen.

Turquoise gewaad

De gebedszaal voor 1.300 man vormt de kern, maar de zaal en aangrenzende ruimten worden ook voor andere activiteiten gebruikt. Een groepje Marokkaanse vrouwen met hoofddoek drinkt thee in een eigen kamer, zittend op comfortabele banken.

Straks zullen de tussenschuifdeuren van de leslokalen voor huiswerkbegeleiding, taalles en bijles – ‘ook aan niet-moslims’ –  opengaan, zodat er een ruime zaal ontstaat.

De relatief jonge imam – 36 – gekleed in glimmend turquoise gewaad, groet anderen haastig terwijl hij in de bibliotheek naar een boek zoekt. Hij komt oorspronkelijk uit Marokko en werkt sinds 2011 als imam bij het ICIM.

Oucharia: ‘Het is moeilijk om de juiste imam te vinden. Je hebt iemand nodig met kennis van religie, maar ook iemand die een connectie heeft met de gemeenschap, die kan analyseren, vragen beantwoorden en die mensen aanspoort zichzelf te ontwikkelen. En het is voor ons belangrijk dat een imam bereid is Nederlands te leren en zijn kennis kan vertalen naar wat er in de maatschappij speelt. Dat kan niet iedereen.’

De vrijdagpreek houdt de imam wel in het Arabisch, maar deze wordt tijdens de dienst live door een tolk in het Nederlands vertaald en is erna terug te lezen op de site.

De imam is de enige die op de loonlijst staat, voor de rest wordt het ICIM door ruim zeventig vrijwilligers gerund – variërend van huiswerkbegeleiders tot klusjesmannen en schoonmakers. Een hechte club, al is het alleen maar omdat ze samen vanaf 2009 drie jaar lang zoveel mogelijk zelf meebouwden.

Oliesjeik

In 2012 verhuisde de geloofs­gemeenschap naar de huidige ­locatie. Hiervoor zaten ze sinds de jaren tachtig in een voormalige taxigarage.

‘Gelukkig zijn we niet afhankelijk van een of andere oliesjeik. We hebben dit zelf ge­financierd – met bloed, zweet en tranen. De aankoop van de grond en de bouw kostten 6 miljoen euro. Vrijwel de hele binnenkant hebben we met vrijwilligers gedaan, ook de systeemplafonds, elektra en het schilderwerk. Het klinkt soft, maar terwijl we stonden te klussen, bouwden we ook aan de gemeenschap.’

Met de huidige omvang is de moskee net zo groot als de nog in Gouda te bouwen ‘megamoskee’ El Wahda, die op veel protest van omwonenden kan rekenen. Hier niet, bij de eerste open dag stonden vijfhonderd nieuwsgierige buurtbewoners en belangstellenden voor de deur. ‘Je moet als moskee zelf contact zoeken met de buurt en uitleggen wie je bent en wat je doet. De gesloten cultuur is niet meer van deze tijd, je moet geen fort willen zijn.’

De gemeente weet de weg naar de moskee te vinden, ook de wijkagent bevestigt dat er goed contact is. Al wordt er wat verbaasd gekeken naar welzijnsorgani­saties die om hulp vragen. ‘Ooit waren wij de doelgroep voor de subsidies die zij aanvroegen. En nu zijn we door sterk bestuur ­ineens een volwaardige partner. Het is gek dat wij nu als vrijwilligers professionele organisaties helpen die ons voorheen niet wisten te vinden.’

Elsevier nummer 26, 27 juni 2015