Inlichtingendiensten in Amerika, Groot-Brittannië en Frankrijk beschikken over paramilitaire eenheden, die van Nederland niet. Hoog tijd voor verandering: het recht moet worden uitgerust met middelen om terrorisme te voorkomen.
De AIVD en de MIVD zijn niet belast met opsporingsactiviteiten. Ze moeten inlichtingen inwinnen met het oog op de veiligheid van de staat en de democratische samenleving als geheel.
De politie daarentegen is belast met de opsporing van strafbare feiten. En het Openbaar Ministerie wordt als sluitstuk van de opsporing gezien: vervolging. Natuurlijk wordt het OM al in de opsporingsfase betrokken bij gecompliceerde delicten.
Verdachte personen
In de Wet op de inlichtingen en veiligheidsdiensten (WIV) wordt benadrukt dat de AIVD en de MIVD geen opsporingsdiensten zijn. Toch worden de inlichtingendiensten betrokken bij de opsporing en vervolging van verdachte personen.
Het inlichtingenwerk is gericht op het verzamelen van informatie en soms ook op het verstoren van staatsgevaarlijke activiteiten. Maar de tijden zijn veranderd. De inlichtingendiensten zijn tegenwoordig wel betrokken bij opsporingsactiviteiten.
Tijdens de Koude Oorlog hadden de inlichtingendiensten in Nederland een andere rol dan nu. Terreuraanslagen en aanverwante dreigingen hebben de aard en de werkzaamheden van de inlichtingendiensten drastisch veranderd.
Rechtsorde
Vroeger waren ze vooral bezig met de spionageoorlog tegen de Sovjet-Unie of andere vijandelijke mogendheden. Maar nu kunnen niet alleen bepaalde staten, maar ook individuen en particuliere organisaties vijandelijke activiteiten ontwikkelen tegen de Nederlandse rechtsorde en de samenleving.
Ze worden daarom in de gaten gehouden door de inlichtingendiensten. Het inlichtingenwerk is breder en dieper geworden.
In de strijd tegen het islamitische terrorisme gaat het niet langer om het verzamelen van inlichtingen. Niemand heeft werkelijk baat bij het verzamelen van inlichtingen.
Aan zet
De inlichtingen moeten terroristische daden vooorkomen. Onze inlichtingendiensten hebben in tegenstelling tot de inlichtingendiensten van Amerika, Groot-Brittannië en Frankrijk geen paramilitaire eenheden.
Daarom moeten de inlichtingen naar de nationale recherche en het OM worden geleid. Daarna zijn zij aan zet. Zij moeten hun opsporingsbevoegdheid gebruiken om concrete terroristische gevaren te beëindigen.
De inlichtingendiensten brengen, conform de wet, ambtsberichten over aan de opsporingsinstantie en soms ook aan de NCTV, ten behoeve van de beveiliging van een object of een persoon.
Waarheid
Maar mogen ambtsberichten worden gebruikt in een strafzaak? Ja, zegt de wet. Het gaat dus om de ‘inlichtingenwaarheid’.
Maar de waarheid van de inlichtingen is iets anders dan de strafrechtelijke waarheid. Wie door de inlichtingendiensten in de gaten wordt gehouden, is nog geen verdachte.
De strafrechtelijke waarheid wordt volgens wettelijke structuren vastgesteld: het gaat niet meer om onbewijsbare vermoedens, geroddel of vage aanwijzingen. De strafrechtelijke waarheid moet voor een rechterlijk college worden bewezen. Anders komt aan het woord gerechtigheid geen enkele reële betekenis toe.
Nieuwe manier
Maar soms wordt er gehandeld op basis van een ambtsbericht, om daarmee strafvorderlijke middelen te mogen toepassen op een persoon: aanhouding, verhoor, inverzekeringstelling et cetera.
Mocht dat alles tot niets leiden, dan wordt daarmee beoogd het terroristische gevaar onschadelijk te maken. De verdachte en zijn omgeving moeten vanaf dat moment op hun hoede zijn. Deze nieuwe manier van het inzetten van strafrecht is niet zonder problemen.
Er zijn zaken waarnaar inlichtingendiensten soms machteloos en met verbazing kijken. Het inlichtingenwerk brengt een inlichtingen-waarheid voort die geen strafrechtelijke waarheid is. Deze waarheid wordt daarna niet hard gemaakt door politieactiviteiten. De verdachte komt vrij.
Toeristen
Een concreet voorbeeld is de zaak van de Nederlanders die in 2009 in Kenia werden opgepakt. In het noorden van het Afrikaanse land werden vier Nederlanders aangehouden die ervan werden verdacht zich te willen aansluiten bij de islamitische terroristen in Somalië.
Zelf beweerden ze dat ze als toerist door Kenia trokken. Velen vonden het belachelijk dat het OM deze mensen vervolgde: het zijn onschuldige moslimjongeren die door Afrika reizen. Was dat zo?
Syriëgangers
De zaak heeft niets opgeleverd, de jongeren werden vrijgelaten. Nu melden media dat een van die personen in Syrië is omgekomen: ‘In Syrië zou een Nederlands-Marokkaanse jongen zijn omgekomen. Dat meldt de salafistische website DeWareReligie.nl, die doorgaans goed is ingevoerd in kringen van Syriëgangers. Het zou gaan om Saddek Sbaa, een twintiger die sinds zijn vijfde in Nederland woont. Zijn familie heeft zijn dood bevestigd tegenover de DeWareReligie.nl.’
De AIVD had dus gelijk. Deze Keniagangers waren niet alleen salafist maar ook salafisten met terroristische aspiraties. Je kunt stellen dat Saddek dood is en niemand verder meer last van hem heeft, maar dit is een te simplistische voorstelling van zaken.
Sprookje
Het evolutiemodel volgens het salafistische sprookje: een salafist werd Keniaganger, en daarna een Syriëganger en daarna een martelaar.
Saddek kon ook een martelaar worden in Nederland. Hij kon in Nederland als jihadist een aanslag plegen. Kennelijk was hij bereid om daarbij ook het leven te geven. Nederland heeft geluk gehad dat hij – wellicht door de activiteiten van anderen – in ons land geen kwaad heeft kunnen aanrichten.
Wel staat vast dat de inlichtingen-waarheid over Saddek klopte. Ook staat vast dat het Nederlandse veiligheidssysteem geen gepaste reactie kan geven op deze inlichtingen-waarheid.
Onmogelijk maken
De conclusie moet luiden: het systeem moet veranderen. Maar hoe?
Het bestuursrecht moet worden uitgerust met voldoende middelen om het salafisten als Saddek onmogelijk te maken terreurdaden te plegen. Daarbij valt te denken aan tijdelijke administratieve detentie, meldingsplicht, een reisverbod, een gebiedsverbod of elektronische controle.
Neem de waarheid van de inlichtingen serieus.