Mbo’ers met een te laag taal- en rekenniveau moeten wegblijven van de pabo. Lerarenopleidingen zouden beter proberen excellente studenten aan te trekken en zo de onderwijskwaliteit hoog te houden.
Minister Jet Bussemaker (PvdA) van Onderwijs wil mbo’ers die naar de lerarenopleiding pabo willen, maar onvoldoende scoren op taal en rekenen, educatief ondersteunen. De minister kondigde onlangs aan het maximale te zullen doen om afgestudeerden in het mbo te helpen.
Het is een veelbesproken onderdeel van het onderwijs en voor (potentiële) pabo-studenten een beangstigend, duivels instrument: de rekentoets. De gevreesde beproeving geschiedt in het eerste jaar van de vierjarige opleiding. Vooral studenten afkomstig van het mbo ondervinden hierbij problemen.
Uitval
Slechts een kwart van hen slaagt na de eerste poging. Na drie pogingen heeft iets meer dan de helft een voldoende.
Afgestudeerde havisten en studenten afkomstig van het vwo zijn beduidend succesvoller. Hun percentage ligt op respectievelijk 81 en 95. Dergelijke percentages gelden ook voor de verplichte taaltoets.
De Vereniging Hogescholen hekelt de huidige situatie en wenst zelf minder mbo’ers op de pabo-opleidingen. Volgens de organisatie beginnen mbo’ers steevast aan de opleiding met slechte kennis op het gebied van reken- en taalvaardigheden. Uitval op basis van de reken- en taaltoets is te verwachten.
De minister wil dit ondervangen door extra scholing, bijvoorbeeld door een zomerschool, speciaal voor deze doelgroep. Merkwaardig. Hiermee ondermijnt ze de rol van beide toetsen.
Zelfreinigend vermogen
De taal- en rekentoets vormen een duidelijke drempelwaarde – prima. Iedereen die aan de pabo begint, weet wat hem te wachten staat. Als blijkt dat een student geen bevredigend resultaat behaalt, is het dat hij later niet zal lesgeven in het basisonderwijs.
Uitval op basis van de toetsen is niets anders dan een zelfreinigend vermogen en een valide instrument.
Het initiatief van de minister past in de lijn van de doorgeslagen prestatiemaatschappij. Het onderwijs laat zich steeds meer verleiden door ‘gepimpte’ studenten. Studenten die kiezen voor een onderwijsniveau dat niet volgt uit de eigen capaciteiten en affiniteit, maar extrinsiek wordt gemotiveerd (sociale druk en verwachte opbrengsten).
Dit geldt niet alleen voor de overstap van mbo naar hbo, maar ook voor hbo naar universiteit.
Klaarstomen
Het is maar zeer de vraag of het wenselijk is om individuen die moeite hebben met cruciale onderdelen van een studietraject toe te laten tot een bepaalde studierichting. Het is bijzonder dat we op deze wijze personen klaarstomen om de jeugd te onderwijzen, terwijl zij zelf de grootste moeite hadden om zich de stof eigen te maken. De blinde leidt de ziende.
Mbo’ers blijken al jaren veruit de slechtste studenten en moeten vaak de pabo verlaten. Is het dan verstandig om deze doelgroep te ondersteunen met zoiets als een zomerschool? Is het niet veel verstandiger deze groep te begeleiden in het zoeken van juist een ‘passend’ beroep?
Maatregelen ter bevordering van gekwalificeerde leerkrachten en docenten zijn wenselijk, maar ‘investeren aan de bovenkant’ is verstandiger. De drang om zo hoog mogelijk in te zetten, is onnatuurlijk en ondermijnt uiteindelijk de aanvankelijke bedoeling: goed onderwijs.