De vrijheid van meningsuiting staat in het terrorismetijdperk zwaar onder druk. Wie de extreme uitspraken van de laatste tijd onder de loep neemt, valt van de ene in de andere verbazing.
Al in 2006 schreef ik in een academisch stuk over het terrorisme: ‘Internet is een bloeiende bazaar waar in haat wordt gehandeld.’ Intussen is niks veranderd. Ook toen werd geconstateerd dat de jonge moslims voornamelijk radicaliseren op internetfora.
In 2006 stelde toenmalig minister van Justitie Piet Hein Donner (CDA) voor om het verheerlijken, vergoelijken, bagatelliseren of ontkennen van terroristische misdrijven strafbaar te stellen. Dit was een zeer ruim voorstel. Deze uitbereiding van de opiniedelicten werd terecht als een forse inperking van vrijheid van meningsuiting beschouwd.
Uitvoerbaarheid
Indertijd had ik twee problemen met het wetsvoorstel van Donner. Ten eerste had ik vraagtekens bij de praktische uitvoerbaarheid van dit voorstel.
Het Openbaar Ministerie (OM) zou, als dit voorstel was aangenomen, worden geconfronteerd met honderden aangiften per dag. Bovendien zou het een helse klus voor het OM en de rechters zijn om te bepalen wat in concreto het goedpraten, bagatelliseren verheerlijken of ontkennen van een terroristisch misdrijf is.
Wie een like op Facebook geeft bij de foto van een terroristenleider, zou dan al een strafbare handeling hebben gepleegd. En wie meent dat de slachtoffers van 9/11 niet door de kracht van de aanslag maar voornamelijk door een verkeerde bouwconstructie om het leven zijn gekomen, zou ook strafbaar kunnen zijn, omdat de verdachte de facto de aanslagen van 9/11 ontkent dan wel bagatelliseert.
Hoeksteen
Ten tweede zou dit wetsvoorstel een onnodige inperking impliceren van de vrijheid van meningsuiting als hoeksteen van de rechtsstaat en de vrije samenleving. Door het beginsel van vrijheid van meningsuiting kan een open samenleving zich door debatten en deliberatie te kunnen ontwikkelen. Daardoor kunnen de burgers hun meningen bijstellen of veranderen.
Rechtstheoretisch gesteld zou een vergaande beperking van vrijheid juist de tirannie versterken. Dat geldt natuurlijk niet voor tijdelijke noodtoestanden. Nu komt CDA-leider Sybrand Buma met hetzelfde voorstel. Wederom ben ik geen voorstander van dit wetsvoorstel.
Gedachtepolitie
Minister van Justitie Ivo Opstelten (VVD) wees het voorstel van Sybrand Buma af door te stellen dat wij geen gedachtepolitie kennen. Buma reageerde daarop met de opmerkingen dat hij niet de gedachte maar de geuite gedachte strafbaar wil stellen.
Maar hoe gaan we de intentie bij de geuite gedachte vaststellen? De dader moet opzettelijk hebben gehandeld. Dit valt onder het begrip intentie. Hoe kunnen wij bewijzen dat opzettelijk een terroristisch misdrijf wordt ontkend? De ontkenning van een gebeurtenis kan dienen voor het zoeken naar waarheid. Dus, de opzet is dan gericht op waarheidsvinding. Ik kan hier u gaan vermoeien met talloze voorbeelden waaruit zou blijken dat het intentionele aspect van het delict – de opzet – moeilijk te bewijzen valt.
Hetzelfde geldt voor het goedpraten van een terroristische aanslag. Om het te kunnen bewijzen, moeten we ons gaan bezighouden met de gedachten van iemand. We kennen inderdaad geen gedachtepolitie. Moeten we dan niks doen? We moeten juist veel meer gaan doen: praktische, operationele en effectieve maatregelen.
Internet-Dawa
Er lopen helaas daardoor duizenden geradicaliseerde moslims rond in heel Europa. Zij zijn via internet uitgenodigd om toe te treden tot de politieke islam. De uitnodiging tot de islam heet ‘Dawa’.
Er zijn twee mogelijkheden voor de internet-Dawa: het gebruik maken van officiële internationale kanalen zoals Google, Facebook en Youtube of het oprichten van eigen specifieke sites.
De overheden hebben in de afgelopen jaren nauwelijks aandacht besteed aan het bestrijden van Dawa op internet. Op basis van bestaande wetten kunnen overheden aan grote netwerken als Google, Facebook of YouTube vragen om bepaalde informatie die gerelateerd is aan het jihadisme te verwijderen. Daarnaast kunnen ze een cyberwar ontketenen tegen de websites die propaganda maken voor de jihad.
Studiebeurs
Er zijn in Nederland jihadisten die met een uitkering of studiebeurs de hele dag propaganda verspreiden voor de wereldwijde jihad. Zij worden niet aangepakt.
Waarom worden ze niet verwijderd van internet? Eigenlijk moet een team van specialisten bij de Nederlandse politie in samenwerking met het OM en de inlichtingendiensten zich bezig houden met de strijd tegen alle vormen van het jihadisme op Internet. Zodra er activiteiten zijn die in het kader van het terrorisme vallen, dienen ze door de autoriteiten op grond van openbare orde en veiligheid uit de lucht worden gehaald.
Er zijn al voldoende wettelijke grondslagen om de cyberstrijd te kunnen voeren tegen een website of een Facebook-pagina waar continu propaganda van de IS, Al-Qa’ida of Taliban wordt verspreid. Daarbij kunnen we denken aan het aanzetten tot geweld tegen bevolkingsgroepen (sjiieten, christenen, afvalligen, Europeanen), aanzetten tot haat, en opruiing. Ook de vreemdelingendiensten moeten actiever betrokken worden bij deze strijd: trek hun verblijfsvergunning in en zet ze daadwerkelijk uit.
Offensief
Sybrand Buma moet juist de overheid controleren bij concrete operationele activiteiten gericht op de strijd tegen het jihadisme. Het Nederlandse beleid tegen Dawa en het verspreiden van het jihadisme via internet is niet agressief genoeg. Daarover moet Buma het kabinet aanspreken.
Nogmaals: er moet een offensief operationeel plan zijn tegen het jihadisme. Begin met een cyberwar tegen alle jihadistische bronnen op internet.