Opeenvolgende kabinetten hebben in de afgelopen decennia, naast de missie in Mali, tot belangrijke militaire grondmissies besloten. Elke missie had een eigen mandaat, een eigen karakter en verloop.
Elsevier.nl biedt u een overzicht van de vier meest ingrijpende grondmissies: voormalig Joegoslavië, in Irak en Afghanistan (zowel Uruzgan als Kunduz).
Voormalig Joegoslavië (1992-1995)
De missie in voormalig Joegoslavië, waar begin jaren negentig na de val van het communisme, een bloedige burgeroorlog tussen etnische groepen werd uitgevochten, bestond uit bijna 10.000 Nederlandse militairen.
UNPROFOR had tot doel de een verdere escalatie van het conflict te voorkomen, burgers te beschermen en voorwaarden te scheppen voor vredesbesprekingen, Die leidden uiteindelijk tot het vredesakkoord van Dayton.
Tijdens de missie had de val van Srebrenica plaats. Nederlandse militairen van Dutchbat, die Bosnische moslims een veilig heenkomen moesten bieden tegen het Bosnisch-Servische leger van generaal Ratko Mladic, bleken daar niet toe in staat. Daarop werd de mannelijke bevolking in de enclave vermoord. Zeven Nederlanders kwamen tijdens de UNPROFOR-missie om het leven.
Irak (2003-2005)
Na de inval in Irak door een gecombineerde Britse en Amerikaanse troepenmacht, werd Nederland gevraagd een militaire bijdrage te leveren aan de stabiliteit in het Arabische land.
In de zuidelijk gelegen provincie Al-Muthanna namen ruim 7.000 Nederlandse militairen deel aan de missie. Zij hebben in Irak lokale veiligheidsfunctionarissen getraind.
Twee Nederlandse militairen werden tijdens de twintig maanden durende missie gedood.
Afghanistan (2002-2010 en 2011-2014)
De eerste Nederlandse operatie in Afghanistan had plaats nadat de Amerikanen in 2002 het extremistische Taliban-bewind uit het regeringscentrum van Kabul hadden verdreven.
Op verzoek van de NAVO moest Task Force Uruzgan in de Afghaanse provincie de stabiliteit bevorderen en de veiligheid waarborgen, maar bovenal de wederopbouw van het land vormgeven.
De missie telde ongeveer 1.400 man. 25 van hen kwamen om het leven, veelal door aanslagen van Talibanstrijders. De operatie werd in 2010 beëindigd, omdat het toenmalige kabinet-Balkenende IV geen overeenstemming kon bereiken over verlenging – een conflict dat uiteindelijk leidde tot het opstappen van PvdA-bewindslieden en de val van het kabinet.
In 2011 kwam er in het kader van een EU/NAVO-missie een nieuw verzoek bij de Nederlandse regering te liggen. Ditmaal ging het om een politietrainingsmissie in de noordelijke provincie Kunduz.