De vaagheid van politici over Afghanistan-missie is stuitend

Waarom zijn we in 2002 ook alweer begonnen aan de missie in Afghanistan? Wie probeert te achterhalen wat daar daadwerkelijk is bereikt, wordt somber. Het sturen van troepen naar uitzichtloze missies is onwenselijk.

Afgelopen maandag moest ik aan het boek van Jeffrey W. Taliaferro denken Balancing Risks: Great Powers Intervention in the Periphery (2004). Dit naar aanleiding van het optreden van de voormalige NAVO-baas, Jaap de Hoop Scheffer, bij EenVandaag.

De Hoop Scheffer blikte terug op de NAVO-missie in Afghanistan. In 2009, zo werd ons in herinnering gebracht, zei hij: ‘Er is echt een heus direct band tussen de veiligheid van Afghanistan en de veiligheid en de houdbaarheid van de Nederlandse samenleving(…) Hoe kun je anders verdedigen dat enkele Nederlanders de hoogste prijs hebben betaald in Afghanistan? Dat kun je dan niet verdedigen. Maar dat moet je wel verdedigen, ook tegen die geliefde, die achterblijvende moeder, kinderen, vrouw.’

Ridicuul

Anders gezegd, het bedenken van een ernstig ogende raison d’être is nodig om de Nederlandse militaire betrokkenheid te legitimeren. En dus wordt een ridicuul argument gebruikt, waarbij twee zaken die weinig met elkaar van doen hebben, aan elkaar worden gekoppeld.

Onze samenleving was namelijk echt wel onaangetast gebleven als de inval in Afghanistan er nooit was geweest. Niet de minsten hebben dit in zoveel woorden gezegd.

Minieme resultaten

Onlangs noemde de voormalige ‘Amerika-coördinator voor de Afghaanse toekomst’ Richard N. Haass de interventie aldaar een ‘war of choice‘ terwijl Harvard-politicoloog James Robinson zich afvroeg of we op termijn niet beter af waren geweest als de Taliban in het zadel waren gehouden.

Dit gezien de minieme resultaten en enorme kosten die het ingrijpen met zich meebracht.

Taliaferro’s boek stelt dat vele interventies door grote machten – de Amerikaanse invallen in Vietnam en Korea inbegrepen – niet zozeer waren gestoeld op weloverwogen calculaties, maar louter op angst voor afnemend prestige. Achteraf blijken veel van deze missies contraproductief en kostbaar.

Geruchten

Het is zonder meer waar dat het achteraf makkelijk redeneren is. Maar wie nooit stilstaat bij beslissingen over oorlog en vrede, trekt nooit lering. Temeer nu er hardnekkige geruchten zijn dat Nederland is gevraagd om een nieuwe zogenoemde TAA-missie (Training, Advisering, Assistentie) naar het Aziatische land te sturen.

Waarom zijn we in 2002 ook alweer naar Afghanistan gegaan? Aanvankelijk om het islamitische extremisme en Al-Qa’ida te bestrijden. Geruime tijd later kwam er een doel bij: de wederopbouw. Geen van beiden is gerealiseerd.

Als de zorgen werkelijk betrekking hadden op het eerste, dan had de internationale gemeenschap ook een missie moeten organiseren naar Somalië, een andere failed state en een belangrijk trainingsoord van Al-Qa’ida.

Vooruitgang

En als de wederopbouw gestalte moest worden gegeven, dan zijn we het tegenover onszelf verplicht ons af te vragen wat er is bereikt.

Ik heb het altijd stuitend gevonden dat de verantwoordelijke Nederlandse bewindspersonen zich in allerlei bochten wrongen om vragen over de concrete verbeteringen onbeantwoord te laten. Vooruitgang, zo luidt hun redenering, zou namelijk een proces van de lange adem zijn en laat zich moeilijk meten. Maar is onmeetbaar niet onvindbaar?

Het concreetste antwoord kwam wellicht van oud-minister van Defensie Hans Hillen (CDA). Hij meende dat de westerse troepen er, nadat de Taliban het land terug naar de Middeleeuwen hadden gebracht, ‘het zaad van de verbeelding’ hebben geplant omdat ‘de Afghaanse bevolking heeft gezien dat verandering mogelijk is’.

Waar is de vijand?

Nou, de Nederlandse staat heeft wel een hele dure postdienst. Elf jaar militaire en sociaal-economische betrokkenheid met 25.000 militairen, 25 Nederlandse slachtoffers en een rekening van 2,2 miljard euro vormen de buitenproportionele bezorgkosten van zulke zaden.

Daarbij geldt wat Frits Bolkestein zo treffend heeft vervat: ‘Waar is de vijand?’

Wie zelf probeert te achterhalen wat daadwerkelijk is bereikt, wordt er somber van. Rapporten van de VN-ontwikkelingsorganisatie UNDP tonen dat de geringe geboekte vooruitgang van zeer korte duur is. Volgens de UN Human Development Index is Afghanistan tussen 2010 en 2013 sterk achteruitgegaan, na een lovenswaardige verbetering in 2009.

Macht

Nederland heeft scholen en ziekenhuizen gebouwd, maar deze functioneren nagenoeg uitsluitend met Nederlands geld.

Ten tweede zijn de Taliban nog steeds sterk. Een uitgelekt NAVO-rapport uit 2012 schetst hoe gemotiveerd de opstandelingen zijn om na de buitenlandse terugtrekking weer de macht te grijpen.

Ten derde is er nog steeds geen zelfstandig economisch stelsel. Opium is nog altijd de belangrijke handelswaar voor Afghanistan. Voorts zijn de tribale structuren onveranderd – en even diep verankerd. Wetgevingsvoorstellen om vrouwenrechten te vergroten en kindhuwelijken en gedwongen huwelijken te verbieden, stuiten nog altijd op bijzonder veel protest, zoals afgelopen juni weer duidelijk werd.

Verlaagd

Ook het succes van de (Nederlandse) trainingsmissie is twijfelachtig. Een studie van de Amerikaanse Rekenkamer (2012) concludeerde dat de eisen voor de Afghaanse eenheden zijn verlaagd om nog enig succes te kunnen boeken en dat geen enkele eenheid in staat was autonoom te opereren.

Minister van Defensie Jeanine Hennis (VVD) wenst ‘voldoende rendement uit de grote investeringen die we doen’ te halen. Voor haar is het succes van de trainigsmissie evident. Ik zou willen weten op welke feiten zij deze waarneming baseert.

Somber

Terecht onderstreepte zij dat het onrealistisch is te denken dat Afghanistan het Zwitserland van Azië zal worden. Maar mogen we op z’n minst hopen dat het land het Griekenland van Azië kan worden?

De toekomst van Afghanistan ziet er bijzonder somber uit. In het laatste rapport van het Amerikaanse ministerie van Defensie (2013) wordt onderstreept dat er langdurige financiële en militaire hulp nodig is, ook na 2014. Het beëindigen van de geldstromen betekent in feite het stoppen van de ontwikkeling van het land. Dat is geen fijn perspectief.

Pantserauto’s

Tegelijkertijd zou het moedig zijn te erkennen dat de inval in Afghanistan de reflectie belichaamde ‘eerst actie, dan nadenken’.

Het dilemma waarin de westerse wereld zich bevindt, is niet gering. Ja, het is onwenselijk een leger in de kazerne te houden teneinde pantserauto’s op te poetsen.

Maar het sturen van onze troepen naar uitzichtloze missies is dat ook. Het schaadt hun zelfvertrouwen en maakt de buitenwereld nog droefgeestiger over de maakbaarheidsgedachte die sommigen beleidsmakers deed denken dat een land eventjes uit de Middeleeuwen kan worden gehaald.