Hopelijk beseft de Kamer dat deze oorlog niet zomaar eindigt

Het gevecht tegen IS wordt een asymmetrische strijd met bermbommen, hinderlagen en zelfmoordaanslagen. Daar kun je na een jaar niet zomaar mee ophouden.

Vlak voor het Kamerdebat over de F-16-missie naar Irak belooft het kabinet de islamitische terreurbeweging IS binnen een jaar eronder te krijgen. Zo lang duurt althans de Nederlandse bijdrage aan de internationale coalitie.

De ministers Frans Timmermans (PvdA, Buitenlandse Zaken) en Jeanine Hennis (VVD, Defensie) formuleren het voorzichtig. Want enerzijds is er geen geld in Den Haag om het langer vol te houden en anderzijds kan niemand garanderen dat het in een jaartje is gepiept.

Is de terreurgroep na twaalf maanden nog niet verslagen, dan moet een bondgenoot de taak van de Koninklijke Luchtmacht overnemen.

Taai en bloeddorstig

Maar wat is in dit verband verslagen? De bewindslieden hebben het over ‘duurzaam gestopt’. Tamelijk realistisch, want een hightech-luchtmacht kan de stellingen van de opstandelingen met lasergeleide bommen vernietigen. Maar het verderfelijke gedachtengoed laat zich niet eenvoudig platbombarderen.

Militair gezien is Islamitische Staat geen imposante tegenstander. Maar ideologisch-politiek is deze vijand taai en bloeddorstig. Het wordt een asymmetrische oorlog met bermbommen, hinderlagen en zelfmoordaanslagen.

Uitzichtloos

De tijdslimiet van een jaar is niet keihard. Grote kans dat de opmars van IS inderdaad stilvalt, maar dat de strijders toch telkens weer opduiken. Naarmate de strijd uitzichtlozer is, zal het moeilijker zijn een NAVO-partner te vinden die de Nederlandse rol eind 2015 overneemt.

De Kamerfracties die ja zeggen tegen de missie, moeten zich realiseren dat een eenmaal begonnen oorlog zich niet halverwege laat stoppen.

Bloed, zweet en tranen smeken straks om ermee op te houden, maar de dwang om door te gaan, is sterker. Want anders zijn al die offers voor niets geweest.