Terecht is Nederland voorzichtig met het verbieden van partijen, zoals een sharia-partij. Maar we moeten niet vergeten dat de sharia in strijd is met de mensenrechten en de democratie.
De wet bepaalt in welke gevallen ter handhaving van de uit- of inwendige veiligheid bij koninklijk besluit een uitzonderingstoestand kan worden afgekondigd. In de juridische literatuur wordt het staatsnoodrecht een ongeschreven, en ook ‘onschrijfbaar’ recht genoemd.
Niet alleen de Grondwet van de Weimarrepubliek (1919-1933) kende een bepaling (art. 48) aangaande de uitzonderingstoestand, ook onze huidige Grondwet en de meeste andere grondwetten kennen de mogelijkheid van een uitzonderingstoestand. Het is een onvoorzienbare toestand. Niemand weet van te voren wat deze toestand inhoudt.
Naar mijn mening is de opschorting van wetten en grondrechten ter handhaving van de uit-of inwendige veiligheid vergelijkbaar met het instellen van het tijdelijke regime van dictatuur. En dit komt uit het Romeinse recht. De Romeinen deden dat in naam van res publica. Het staat buiten elke twijfel dat art. 103 van de Grondwet zich niet leent voor een lichtzinnige dan wel willekeurige toepassing. Nederland is geen Egypte.
Onvoorstelbaar
Gelukkig is een uitzonderingstoestand in Nederland vrijwel onvoorstelbaar. En een partijverbod onder normale omstandigheden? Mag een sharia-partij worden verboden?
Deze vraag is al eerder voorgelegd aan het belangrijkste rechtscollege van Europa, het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), toen de Turkse regering de voorganger van de partij van president Recep Tayyip Erdogan verbood.
De Refah-partij werd verboden omdat zij een regime zou willen vestigen dat is gefundeerd in de sharia. En volgens de Turkse rechter zou een regime dat is gebaseerd op de sharia minstens drie basisprincipes van de Turkse grondwet schenden: de scheiding tussen staat en religie, de rechten van de mens en ten slotte de democratie. De democratie?
Gedaan
Volgens het Turkse constitutionele Hof zou een islamitisch theocratisch regime geen eerlijke verkiezingen meer toestaan. De stembus zou eenmalig, of hoogstens twee keer worden gebruikt, daarna zou het gedaan zijn met de democratie.
Het Turkse Hof voorspelde dat een dergelijk regime op den duur alle noodzakelijke elementen van een democratisch bestel zou elimineren: vrijheid van meningsuiting (vooral de persvrijheid), de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en het seculiere karakter van de staat.
Intermezzo. President Erdogan heeft de persvrijheid aan banden gelegd en ook is hij bezig met het reorganiseren van de rechtelijke macht van Turkije. Hij zegt niet dat hij de sharia wil toepassen, maar hij elimineert wel alle beginselen en organisaties die ooit de toepassing daarvan kunnen verhinderen.
Mensenrechten
Het EHRM, het hoogste rechtscollege omtrent de mensenrechten, moest in 2003 oordelen of de uitspraak van het Turkse constitutionele Hof in strijd is met het EVRM, het mensenrechtenverdrag.
Het Hof kwam tot de conclusie dat de Turkse beslissing niet in strijd is met het EVRM. De Turkse regering en de Turkse rechters hebben in overeenstemming gehandeld met de letter en de geest van de mensenrechten en de democratie. De Europese rechters bevestigden het inzicht dat de sharia op zich in strijd is met de rechten van de mens.
Daarnaast is ook het vestigen van een sharia-regime in strijd met de mensenrechten en de democratie. De Refah-partij zou een einde maken aan democratie in Turkije, omdat het seculiere principe – dat de Refah-partij wilde afschaffen – democratie en mensenrechten in Turkije mogelijk maken. Een unieke uitspraak: de sharia is in strijd met de mensenrechten.
Staten hebben volgens het Hof de positieve plicht om te voorkomen dat er een situatie kan ontstaan, die tot grove schendingen van de mensenrechten kan leiden. Bovendien benadrukten de rechters dat de Refah-partij in de laatste gemeenteraadsverkiezingen een forse overwinning had geboekt, en in de peilingen zou de partij ook bij de landelijke verkiezingen een grote overwinning kunnen boeken.
Als de sharia-partij dus juist een reëel en niet een denkbeeldig gevaar vormt, moet een dergelijke partij worden verboden. Dat was het Hof in 2003. En nu?
Hizb ut-Tahir
In recente uitspraken (2012 en 2013) in geval van een partijverbod verlaat het Hof de eis van een reële dreiging voor een islamitische partij. Het ging om het Duitse verbod op Hizb ut-Tahrir. Deze radicale islamitische partij of organisatie is eigenlijk een internationale beweging en niet een partij die ook nog aan de Duitse verkiezingen zou willen deelnemen.
Volgens het Hof maakt deze partij misbruik van rechten zoals de godsdienstvrijheid of vrijheid van meningsuiting om het systeem van mensenrechten en de democratie omver te werpen. Het Hof vond ook de oproep aangaande de gewelddadige vernietiging van Israël als een bewijs van het gevaarzettende karakter van deze beweging.
Daarom acht het Hof het Duitse verbod juist. Volgens deze uitspraken kunnen alle partijen of verenigingen die het toepassen van sharia in Nederland nastreven, worden verboden. En als ze over een reële aanhang beschikken, ontstaat zelfs de plicht voor de staat om een sharia-partij te verbieden.
Voorzichtig
Nederland is voorzichtig met het verbieden van partijen. En terecht ook. Maar we moeten niet uit het oog verliezen dat de sharia volgens het hoogste rechtscollege voor mensenrechten in strijd is met de mensenrechten en de democratie.
Maar het reële probleem van Nederland is nu niet een sharia-partij, maar de invloed van islamitische landen in Nederland.
Begin daarom met het inperken van de invloed van Arabische landen en Turkije in Nederland.