De verkiezingsstrijd mag dan wat tam zijn, er spelen belangrijke thema’s bij de verkiezingen op 19 maart. Inzet is de vraag wat voor soort verzorgingsstaat we willen.
Over negen dagen zijn de gemeenteraadsverkiezingen, maar de campagne is nog lauw. Het lijkt of VVD en PvdA zich al een beetje hebben neergelegd bij de overwinning van D66 in Amsterdam en andere steden, plus de victorie van Leefbaar in Rotterdam.
De uitslag staat vast, maar een ding is zeker: de opkomst zal laag zijn.
Lokale verkiezingen zijn tweederangsverkiezingen. Kiezers hebben niet het gevoel dat er veel op het spel staat. Ze blijven thuis of gebruiken hun stem om te protesteren tegen het kabinetsbeleid.
Aarzelingen
Ze straffen de VVD omdat die partij via belastingverhogingen de crisis te lijf gaat of ze nemen wraak op de PvdA omdat het ‘eerlijke verhaal’ leidt tot een kortere WW voor mensen die daar jarenlang premie voor betaalden.
De Haagse partijleiders aarzelen of ze het kabinetsbeleid tot inzet van deze verkiezingen moeten maken. Logisch: formeel gaat het over gemeentelijke zaken, maar daardoor verloopt de stembusstrijd nogal mat.
Veel kiezers vluchten ook naar lokale partijen, van wie je niet goed weet of ze links of rechts zijn. Zelfs in middelgrote steden zullen de lokalo’s als grootste eindigen.
Felle campagne
Het vreemde is dat achtereenvolgende kabinetten steeds meer sociale voorzieningen en zorgtaken decentraliseren naar de gemeenten.
Dat zou de verkiezingscampagne moeten oppeppen: wat voor soort verzorgingsstaat op lokaal niveau willen we? Hoe duur mogen de zorg en de jeugdhulp zijn en kunnen de lasten verder stijgen? Hoe zit het trouwens met het armoedebeleid en de gemeentelijke nivellering?
In sommige wijken wordt een op de drie huishoudens vrijgesteld van reinigingsrechten. De ‘rijken’ betalen een toeslag om dat te compenseren. Eigenlijk is er volop aanleiding voor een felle campagne.