De roep om extra investering in, of eigenlijk minder bezuinigen op, defensie klinkt steeds luider. Het is maar de vraag of extra geld voor defensie wel wat oplevert.
Even had het er de schijn van dat Nederland aanwijsbaar baat zou hebben bij alle uitgaven voor defensie. Toen na de aanslag op de vlucht MH17 in juli werd gesold met de lichamen van de slachtoffers, leek een mooie taak weggelegd voor de special forces. Stemmen gingen op om elitetroepen naar de plaats des onheils te sturen om orde op zaken te stellen. Maar de regering besloot af te zien van ingrijpen in Oekraïne. Het militaire aandeel na de ramp bleef grotendeels beperkt tot het blazen op een trompet bij de aankomst van de lichamen van de overledenen in Eindhoven.
De beslissing van het kabinet was ongetwijfeld verstandig. Ingrijpen was te riskant geweest en had kunnen bijdragen aan een ongewenste escalatie. Maar de vraag rees onwillekeurig waarvoor we dan precies een krijgsmacht hebben. Nederlandse soldaten lopen te puffen van de hitte in Mali, een Afrikaans wespennest waarvan geen enkele bedreiging uitgaat. Maar optreden in een brandhaard waar vaderlandse belangen op het spel staan, schijnt niet te kunnen.
Nationale veiligheid
De vraag naar de taken van defensie wordt des te prangender nu alom pleidooien zijn te horen voor extra uitgaven. De onrust in Oekraïne en de islamitische agressie in het Midden-Oosten zorgen voor een gevoel van onveiligheid bij Nederlanders.
Het kabinet toont zich nu dan ook bereid meer te spenderen aan de nationale veiligheid, dat wil zeggen minder te bezuinigen dan aanvankelijk gepland. Het trekt 100 miljoen euro extra uit. Dit doet wijs aan gezien de internationale onrust. Maar het politieke en maatschappelijke draagvlak voor een krachtig defensie-apparaat is de laatste jaren niet voor niets afgebrokkeld.
Tot de problemen behoort allereerst de verschuiving van doelstellingen. Je zou kunnen zeggen dat defensie een rechtse prioriteit is die geleidelijk een linkse invulling heeft gekregen. Na het ineenstorten van de Sovjet-Unie was de kans miniem geworden dat er binnen afzienbare tijd vijandige tanks de Randstad binnen zouden rollen. Omdat Nederlandse militairen toch iets te doen moesten hebben, werden zij steeds meer ingezet voor zogeheten humanitaire missies ver van ons bed. Een soort ontwikkelingshulp met helmen op.
Zo raakte Nederland verzeild in Mali door toedoen van oud-PvdA-minister voor Ontwikkelingssamenwerking Bert Koenders, die zich namens de Verenigde Naties zorgen maakte om de puinhopen daar. Deze riskante missies lopen doorgaans op een fiasco uit en dienen het Nederlandse belang niet of nauwelijks. De betrokkenheid bij Srebrenica deed zelfs ernstig afbreuk aan het vaderlandse imago en leidde tot juridische procedures.
Militaire kennis
Daar komt bij dat de autoriteiten geen overtuigende visie kunnen of willen formuleren op de functie van de krijgsmacht in een veranderde wereld. Het blijft een voortgaan op vertrouwde wegen, maar dan met minder financiële middelen. Jeanine Hennis lijkt niet de aangewezen persoon om daar verandering in te brengen. De VVD’er was zelf verrast over haar benoeming tot minister.
In een interview vertelde ze dat ze haar nieuwe baan misschien te danken had aan het feit dat de partijleider haar een keer voor een tank had zien poseren. Haar militaire kennis van zaken beperkte zich naar eigen zeggen tot de ‘heftige oorlogsseries’ die ze als kind had gezien. Zonder expertise is het in elk geval lastig een doordacht nieuw beleid op poten te zetten. Na een tijdlang Defensie voor dummies-boeken doorploegen presenteerde de minister vorig jaar een nietszeggend beleidsdocument vol gemeenplaatsen.
Wel heeft ze gemeend een keuze te moeten maken voor de aanschaf van de F35 ofwel JSF, een waanzinnig dure straaljager die steeds maar prijziger wordt terwijl hij volgens verontrustende berichten minder goed blijkt te functioneren dan gehoopt. Hoe het precies zit, zal pas over een paar jaar duidelijk worden bij de onvermijdelijke parlementaire enquête naar het hoe en waarom van deze miskoop.
Intussen lijkt minister Hennis haar handen vol te hebben aan het greep krijgen op haar, niet zo erg soepel opererende, departement. Zo noopten aanhoudende ICT-problemen tot het vervangen van topambtenaren.
Met het oog op al deze problemen is het maar de vraag wat extra geld voor defensie eigenlijk oplevert. Visieloos bezuinigen is nooit goed natuurlijk, maar visieloos spenderen is nog een stuk erger. Het verhogen van het budget van een organisatie met gebrekkig management, verkeerde prioriteiten en slechte investeringen is zonde van het geld.