Protocoldeskundige Henrik de Groot (68) kan het niet vaak genoeg zeggen: regels maken alles makkelijker! Juist in onze egalitaire en onnadenkende maatschappij. ‘Ik probeer mensen “maintien” te leren.’
Ja, het klopt, Henrik de Groot heet echt Henrik en niet Hendrik, al dacht een secretaresse ooit dat hij zijn eigen naam niet kon spellen. Het is een gevolg van zijn Deense afkomst.
De Groot is protocoldeskundige, zo iemand bij wie je de neiging hebt om extra op je manieren te letten. ‘Hoeft helemaal niet!’ Maar evengoed erkent hij dat hij een beroepsdeformatie heeft en andermans slechte manieren of lomp, onbehouwen gedrag onmiddellijk opmerkt. ‘Ik zie alles.’
De Groot is na een deels ambtelijke loopbaan – hij was onder meer chef protocol op het ministerie van Binnenlandse Zaken – tien jaar geleden voor zichzelf begonnen. Sindsdien geeft hij lezingen, toespraken en cursussen over protocol en etiquette.
Hij deed tot zijn eigen schrik mee aan het tv-programma Dames in de dop, waar meisjes met ruwe manieren moesten worden omgetoverd in nette dames, en geeft al vijftien jaar een serie colleges aan buitenlandse diplomaten op het Wassenaarse Clingendael.
Gewoon en gelijk
De zeer Haagse De Groot ziet er natuurlijk uit om door een ringetje te halen – als protocoldeskundige kan dat moeilijk anders. Grijsbruin pak, net overhemd, bruine veterschoenen waarvan de linkerschoen losse veters heeft.
‘Ik kan nooit ergens komen in een lekker makkelijke trui. Terwijl ik er wel tien heb. Geen slobbertruien, nee. Nette lamswollen truien met ronde hals.’ Zijn man is advocaat en hij heeft diverse stief- en ‘aanleun’-kinderen: neven en nichten.
Vanochtend heeft hij jonge Pakistaanse en Bengaalse diplomaten les gegeven. Is eigenlijk niet echt nodig, in sommige opzichten.
‘Die mensen hebben van nature nog een beleefdheid en bescheidenheid die wij in het Westen al lang kwijt zijn,’ zegt hij. ‘Een innerlijke beschaving. Wij zijn toch veel meer me, myself and I. Wij zeggen: “Ik heb een vraag!” Zij zeggen: “Meneer, zou ik alstublieft iets mogen vragen?” In andere landen zie je dat omgangsvormen nog zijn gebaseerd op wederzijds respect. Wij zijn zo ontzettend gewoon en gelijk.’
De Groot praat snel, met soms een heel licht stottertje.
Hiërarchie
Wat is protocol eigenlijk? ‘Het vormgeven van bijeenkomsten. Dat is mijn definitie en het was ook de ondertitel van mijn boek Protocol. In de laatste druk staat Het handboek voor de ceremoniemeester, iets minder formeel. Een Franse ambassadeur zei ooit: Le protocol, c’est le savoir-vivre des nations. De wellevendheid van staten. Protocol maakt alles makkelijker. Dat is nu juist de essentie, want heel veel mensen denken dat protocol de dingen moeilijker maakt, maar het is dus juist de bedoeling alles makkelijker te maken.’
Het verschil tussen protocol en etiquette? ‘Protocol is voor de staat, etiquette voor thuis, voor de vrienden. Het ligt in elkaars verlengde.’
Met het begrip ‘protocol’ komen we in de wereld van hiërarchie, van rangorde, de vrijheid van bewegen van diplomaten. Van préséance. ‘De verticale préséance, zoals generaal, kolonel, luitenant, soldaat. De horizontale préséance, naar anciënniteit. Van drie kolonels is de langstzittende de eerste.’
Dat leert hij zijn buitenlandse studenten. ‘En dan moeten ze allemaal cases doen. En tafelschikkingen maken. Dus er is nog wel wat te doen voor meneer De Groot.’
Damage control
De Groot groeide op in een gezin op het platteland: zijn vader was tandarts, zijn keurige Deense moeder had een finishing school gedaan in Lausanne en hechtte aan manieren, zonder dat het hysterisch werd.
‘Niet leunen, de handen tot de polsen op tafel, gaan staan bij het voorstellen. Niet vanuit de ellebogen eten, maar vanuit de schouders. Niet met mes en vork rondzwaaien. Dat ging, zeg ik altijd, tussen de aardappelen en de jus door.
‘Mijn moeder vond het ook leuk als we af en toe een tafelspeech hielden. Zo’n opvoeding geeft je een basis van zekerheid en ik roep altijd: ik geef les in zekerheid. Je kunt ook zeggen: in damage control. Maar ik probeer mensen, en dan komen we op een leuk woord, maintien te leren. De juiste houding.’
‘Vroeger werden mensen – vooral mannen – zo opgeleid dat ze maintien hadden. Dat gaf zekerheid en je ziet dat heel veel mensen dat nu niet hebben. Ze staan eindeloos met hun handen in de zakken. Fluiten in de lift. Allemaal onzekerheid. Dat begrijp ik wel, maar je kunt ook even goedemorgen wensen en een praatje maken.
‘Je ziet dat de club die dat van huis uit meekrijgt, steeds kleiner wordt en zich eigenlijk wel wat uit de samenleving terugtrekt. Die mensen hebben ook het idee dat ze worden bespot; kijk maar naar zo’n programma als Hoe heurt het eigenlijk.’
Daarom denkt hij ook dat rijke mensen nu populair zijn. ‘Er is geen elite meer: de elite, dat zijn voetballers en hun vrouwen en Bekende Nederlanders. Wat die doen en dragen, daar gaat het om. We leven in een merkenwereld, anders is het niet echt.
‘Rijk zijn is helemaal niet boeiend. Het is alleen maar makkelijk. Je ziet wel wat meer een kanteling naar burgerlijkheid; ik vond het opvallend dat onlangs uit onderzoek bleek dat jongeren monogaam willen zijn.’
Mobiele telefoons
In zijn lessen vertelt hij ook wat over de geschiedenis van het protocol, dat in regels is vastgelegd bij het Congres van Wenen in 1814 en later bij de vervolgconferentie van 1818 in Aken. ‘Daar is veel van het diplomatieke protocol bestendigd. En dat komt voort uit het hofprotocol van alle prinsdommen en hertogdommen en koninkrijken die we in Europa hadden. Bij die congressen is dat als het ware geprofessionaliseerd.’
Protocol is niet in steen gehouwen. De Groot was tot 1987 adjunct-directeur bij de Haagse Koninklijke Schouwburg, waar hij meemaakte hoe enthousiast mensen omsprongen met de eerste mobiele telefoons. ‘Er kwam iets nieuws in de samenleving en daar moesten we een code voor vinden. Net zoals we dat voor andere dingen hebben gedaan. Protocol is levend. Neem nu het visitekaartje. Een leuk voorbeeld. Dat heeft vier hoeken en die kon je omvouwen en bij mensen achterlaten. Elk omgevouwen hoekje had een betekenis. Dat hoeft niet meer, want dat is ingehaald door de smartphone.’
In 1987 werd De Groot kabinetschef van de burgemeester van Den Haag. Eerst aarzelde hij, want hij wilde liever een eigen theater. ‘Maar iemand zei: “Politiek is net theater en daar kunnen ze een souffleur als jij best gebruiken.”‘
In die functie organiseerde hij allerlei nationale en internationale bijeenkomsten. ‘Organiseren vond ik op school al leuk. Mensen en meningen bij elkaar brengen, en er dan wat moois van maken. Dat heb ik mijn hele leven gedaan.’
Gedogen
In de jaren zestig was protocol een vies woord. ‘Dat kun je wel zeggen! Toen ging alles overboord. Ik zat zelf in Amsterdam. Nee, ik had geen lang haar en geen baard, dat staat me niet en waarom zou je jezelf lelijker maken. Het was een vrije bende, maar ik ben geen barricadenganger. Daarvoor ben ik te beschouwelijk van aard.
‘Je ziet dat vanaf de jaren zestig niet alleen veel protocol, maar ook veel omgangsvormen overboord zijn gegooid, onder het motto: moet kunnen. Dat is gedogen, en dat is afronden naar beneden toe. We doen nu per generatie een stap naar beneden en op een gegeven moment kom je op de bodem en dat merken we nu in de samenleving.’
Voor De Groot heeft ‘moet kunnen’ te maken met verantwoordelijkheid nemen. Hij geeft als voorbeeld autorijden in een stad als Amsterdam.
‘Ik vind het soms echt gevaarlijk om daar ’s avonds te rijden. Ineens, zoef! Een fietser zonder licht. En dan zijn we nu nog zo dat we zeggen: moet kunnen. Maar die fietser heeft zijn eigen verantwoordelijkheid. Die moet zorgen voor licht op zijn fiets. We hebben de zaak omgedraaid en dat zie je overal. Alle verantwoordelijkheden weggelegd.’
Bijenkorf
Wie nu vindt dat we erg ver afdwalen van het onderwerp, moet maar bedenken dat het uiteindelijk gaat om makkelijk met elkaar samenleven, of dat nu op deftige bijeenkomsten is of gewoon op straat. Fietsers op de stoep? Echt weer zo’n voorbeeld van de me, myself and I-generatie.
‘Om de drie hoofdpersonen maar meteen te noemen.’ Daar ergert De Groot zich aan en hij is niet iemand die dan zijn mond houdt. Laatst liep hij de Bijenkorf uit. Meteen achter de deur stonden wat vrouwen te overleggen. Met damesstem: ‘Heb ik alles?’
‘Dan zeg ik: “Dames, weet u wat een deur wil? Toegang verschaffen. Van binnen naar buiten en van buiten naar binnen.” Ik zeg ook altijd: “De kortste cursus etiquette geef ik als ik de trein uitga.” Dan ga ik in de deur staan en dan zeg ik: “Dames en heren, als ik eruit ben, is er binnen meer plaats en daarom wachten wij.”‘
Het brengt ons op het fundamentele belang van nadenken. ‘Ik zeg weleens als ik les geef: “Dames en heren. Nadenken is een verraderlijk woord. U denkt dat dat erna komt, maar het gaat eraan vooraf.”‘
We leven, vindt De Groot, in een onnadenkende samenleving. Hij woont in het Zeeuwse dorp Kats, waar een fietsroute langs de deur loopt. Als ze een lekke band hebben, gaan ze breeduit op het pad staan repareren zodat er niemand meer langs kan. Soms parkeren mensen hun auto op zijn privé-oprit. ‘Een fatsoenlijke samenleving is een veilige samenleving. Waarom zijn er verkeersregels? Om schade te voorkomen!’
Is dat aan te leren als je het niet, zoals hij, tussen de aardappels en de jus meekrijgt? ‘In mijn milieu kreeg iedereen fatsoen mee, en misschien kregen de hogere standen ook nog manieren mee. Maar iedereen had fatsoen. Als je nu tegen iemand aanloopt, zeggen ze: “O?” Vroeger zeiden ze dan: “Pardon.”‘
Hij heeft eraan gedacht een boek te schrijven met als titel Proletenprotocol, maar omdat Henk Hofland iets vergelijkbaars deed met zijn boek Platter en dikker, zag hij ervan af. Niet dat het niet meer actueel zou zijn; dat bewijzen de rellen met Feyenoordfans in Rome wel.
Pijnlijk dat een gouden regel van goede manieren is: When in Rome, do as the Romans do. Pas je aan aan de gebruiken van het land waar je bent. ‘Een stuitend staaltje van proletenprotocol.’
Eenvoudige komaf
De Groot verschijnt geregeld in het royalty-programma Blauw bloed. Zijn rol als expert in het programma Dames in de dop was een eenmalige exercitie, want De Groot had al snel door dat het helemaal niet educatief was bedoeld, maar ging om een komisch programma waar de kijker zich kon vermaken met de vele ruzies tussen de meisjes.
‘Het was alleen maar lollig bedoeld. Ik wilde die meisjes een paar maanden later thuis ontvangen. Even doorpraten. Maar dat was niet de bedoeling.’
Gebrek aan kennis over omgangsvormen komt vaak voor onder de nouveau riche. ‘Ik heb wethouders meegemaakt die op een diner begonnen te eten met de lepel voor het toetje. Als niet komt tot iet, kent iet zichzelve niet. Dat zie je wel bij ministers van vrij eenvoudige komaf. Die krijgen een auto met chauffeur en een staf om zich heen, en in het begin zijn ze heel erg geïnteresseerd. Maar dat clubje eromheen maakt dat ze minder benaderbaar worden. Dan gaan ze in zichzelf geloven en denken dat ze alles kunnen. Dat komt overal voor. Mensen die ergens te lang zitten, worden niet meer gecorrigeerd. Nee, ik noem geen namen.’
Hoe zit het met de omgangsvormen van leden van het Koninklijk Huis? Hier kijkt De Groot enigszins gekweld, want hij uit zich liever niet negatief over hen. Koningin Máxima kreeg bij de herdenking van zeventig jaar D-day, in 2014, kritiek omdat ze gehuld in zomers geel vrolijk stond te flirten en lachen met president Barack Obama.
‘Zij is een dekselse dame met veel flair, van gewone komaf. Het probleem is dat het niet om haar gaat, maar om haar man. Hij is een en al aardigheid en goedmoedigheid, maar zij is zo vanzelfsprekend numero uno. Ik heb verder helemaal geen kritiek, maar het is een delicate balans.’
Heeft hij zelf wel eens een gaffe begaan? ‘O ja! In 2009, bij de herdenking van de bevrijding van Nijmegen, waar veel hoogwaardigheidsbekleders waren, was ik vergeten de traditionele Last Post in het programma op te nemen. Toen moest koningin Beatrix me daarop attenderen. Nou, dan wens je je een luik onder de grond.’