Dean Acheson was de vierde en laatste minister van Buitenlandse Zaken die onder president Harry S. Truman diende. Samen met onder anderen John Quincy Adams en Henry Kissinger wordt hij gerekend tot de grootsten in het ambt.
Acheson noemde zijn boek over de periode dat hij op het ministerie van Buitenlandse Zaken werkte Present at the Creation: My Years in the State Department. Maar hij was niet alleen aanwezig bij de schepping van een nieuwe wereldorde, hij was ook in belangrijke mate de vormgever.
Zo stond hij aan de wieg van het Marshallplan, dat beoogde West-Europa er na de Tweede Wereldoorlog economisch weer bovenop te helpen. Daarnaast was hij de architect van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO), het militaire bondgenootschap dat de veiligheid van de meeste West-Europese landen plus Turkije vastklonk aan die van de Verenigde Staten en Canada.
Acheson was ook de vader van de doctrine waarmee president Harry S. Truman de penetratie van het Midden-Oosten en het Middellandse Zeegebied door de Sovjet-Unie een halt toeriep. En het was Acheson die Truman overtuigde dat hij de Noord-Koreaanse invasie van Zuid-Korea, op 25 juni 1950, niet over zijn kant kon laten gaan.
Yale en Harvard
Dean Acheson werd op 11 april 1893 geboren in Middletown, Connecticut, waar zijn vader dominee was van de episcopale kerk en later bisschop werd. Op de deftige kostschool Groton in Massachusetts, en later op Yale University in Connecticut gedroeg Acheson zich voornamelijk als een entertainer. Na Yale zette hij zijn studie voort aan de Harvard Law School in Massachusetts waar hij, night and day, een kamer deelde met liedjesschrijver Cole Porter.
Achesons brille werd al gauw opgemerkt door zijn hoogleraar Felix Frankfurter (de latere opperrechter), die hem een aanstelling bezorgde als assistent van opperrechter Louis Brandeis. Maar het was opperrechter Oliver Wendell Holmes junior, die nog in de Amerikaanse Burgeroorlog had gevochten, die de grootste invloed op Acheson uitoefende. Beiden geloofden in een pragmatische benadering van het recht.
Dat kwam Acheson van pas toen hij meer dan tien jaar de advocatuur praktiseerde op het kantoor Covington & Burling. Zijn eerste overheidsfunctie bekleedde hij in 1933 op het ministerie van Financiën, waar hij na vijf maanden alweer ontslag nam omdat hij president Franklin Delano Roosevelt het recht betwistte om de goudprijs vast te stellen.
Anticommunist
Tijdens de Tweede Wereldoorlog bekleedde Acheson diverse hoge functies op het ministerie van Buitenlandse Zaken, in de zomer van 1945 was hij opgeklommen tot tweede man. Acheson mocht dan een uitgesproken anticommunist zijn, een ideoloog of een voorvechter van de Koude Oorlog was hij niet. Deze realist probeerde met de Sovjet-Unie, een belangrijke bondgenoot in de Tweede Wereldoorlog, tot overeenkomsten te geraken. Door deze houding vervreemdde hij zich van de conservatieve vleugel van het Congres.
Zomer 1945 ontbrandde tussen de Republikeinse minister van Oorlog Henry Stimson en zijn Democratische collega van Buitenlandse Zaken James Byrnes een felle strijd over de vraag hoe het als zeer destabiliserend ervaren Amerikaanse monopolie op het atoomwapen moest worden aangepakt.
Hoewel Acheson de plaatsvervanger was van Byrnes, bleek hij het eens met Stimson, namelijk dat overleg met Sovjetleider Jozef Stalin geboden was. Byrnes zag meer heil in controle door een commissie van de Verenigde Staten. President Harry Truman besteedde relatief weinig aandacht aan deze halszaak.
Bittere strijd tussen twee machten
Hoewel Acheson zelf ook steeds ongeruster werd over het beleid van de Sovjets, zoals het gebrek aan vrije verkiezingen in Polen en de bezetting van Noord-Iran, moest hij steeds opnieuw zijn felle president afremmen.
‘Langzaam drong het tot ons door’, schreef Acheson, ‘dat de wereldorde die wij uit de negentiende eeuw hadden geërfd, niet langer bestond en dat de strijd om deze te vervangen zou worden gevoerd tussen twee machtscentra die bitter tegenover elkaar stonden en ideologisch onverenigbaar waren.’ Niet sinds de tijd van het oude Rome en Carthago was de wereld zo gepolariseerd.
Minister van Buitenlandse Zaken met een eigen koers
Op 21 januari 1949 werd Dean Acheson zelf minister van Buitenlandse Zaken. Op dezelfde dag trad generalissimo Chiang Kai-sjek af als president van China. Zijn manschappen waren volkomen gedemoraliseerd, een volledige overname van China (minus Taiwan) door de communisten van Mao Zedong was slechts een kwestie van tijd.
De Republikeinen, die Truman het verlies van China aanwreven, wensten geen geld voor het herstel van Europa te fourneren zolang de regering geen middelen voor de zieltogende Nationalisten in China beschikbaar stelde.
Nadat Mao op 1 oktober 1949 de Volksrepubliek China had uitgeroepen, begon Washington waar mogelijk een wig tussen Moskou en Peking te drijven. Acheson behoorde tot de minderheid van specialisten die niet geloofden dat het wereldcommunisme één monolithisch blok vormde.
Samenwerking met Nederlandse ambtgenoot
De Russische expansiedrift moest naar zijn mening niet gewapenderhand worden beantwoord, maar ingedamd: het zogenoemde containment-beleid. Zolang de Russen denken dat er bij ons zwakke plekken zijn, zullen zij die zwakke plekken op de proef stellen. De Sovjet-Unie diende te worden benaderd als een grote mogendheid en niet als een monster dat moest worden vernietigd. Voor dat indammen diende de NAVO – de unieke veiligheidsorganisatie met als motto: een aanval op één van ons geldt als een aanval op ons allen. Al snel zou de Bondsrepubliek Duitsland lid worden van de NAVO.
Vooral met de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Dirk Stikker werkte Acheson veel samen bij de totstandkoming van de NAVO. Acheson trad op als de centrale speler in de onderhandelingen, een rol waarvoor hij aan beide zijden van de oceaan werd geroemd. Stikker beschreef hem later als: ‘een praktische diplomaat’ die ‘uitblonk in het give-and-take van hard onderhandelen’. Over Achesons inspanningen voor de realisatie van de NAVO zei hij: ‘Wij Europeanen twijfelden nooit aan Achesons oog voor het Amerikaanse belang. Maar hij steeg uit boven velen van zijn tijdgenoten door zijn vermogen om dat te combineren met een volledig begrip van wat er voor een alliantie nodig is.’ De relatie tussen Stikker en Acheson is altijd goed gebleven.
Senator Joe McCarthy, op jacht naar ‘on-Amerikaanse activiteiten’, zag in de gematigde houding van Acheson meer dan genoeg aanleiding om hem te brandmerken als een cryptocommunist. Een typering waaronder Acheson zwaar heeft geleden. Het was een volstrekt uit de lucht gegrepen beschuldiging.
Vlinderdas en snor
De Leidse Amerikanist Alfons Lammers schreef, lichtvoetig als altijd, in NRC Handelsblad van 24 juni 1980 bij het uitkomen van een nieuwe uitgave van Achesons brieven, dat de schrijver nauwelijks onderdeed voor een diplomaat. Zijn pakken waren net zo elegant als de zwierigheid van zijn proza. Hij droeg dikwijls een vlinderdasje en altijd een snor.
The New York Times schreef destijds: ‘Als je zijn brieven aan zijn kinderen en kleinkinderen voor een spiegel zou houden, zou je een grijnzende deugniet zien. Naast zijn distinctie behield Acheson altijd iets speels.’
Over president John F. Kennedy schreef Acheson weinig waarderend dat die veel weg had van een Indiase slangenbezweerder. Toch had Kennedy hem opgenomen in het crisisteam voor de bijna-oorlog om Cuba. Acheson adviseerde toen om met conventionele wapens het eiland te bombarderen. Een advies dat, zoals we weten, de president niet heeft overgenomen.
In conflict met Nederland om Indonesië-kwestie
Met zijn aantreden in 1949 belandde Acheson midden in het dekolonisatie-vraagstuk, waarmee veel Europese landen in de naoorlogse periode kampten. Zo ook Nederland, dat uit alle macht probeerde greep te houden op zijn Indonesische kolonie. Aanvankelijk steunden de Amerikanen deze terughoudende dekolonisatie-politiek – er werd zelfs Marshallhulp speciaal voor Indonesië vrijgemaakt. Maar toen de Nederlanders in de eerste politionele actie overgingen tot hardhandig militair optreden, kwam aan die openlijke Amerikaanse steun een einde. Toen de Nederlanders tegen alle waarschuwingen in zelfs een tweede politionele actie uitvoerden, eind 1948, werd de Amerikaanse houding fel anti-Nederlands. De Nederlandse regering begreep de boodschap. Op 27 december 1949 werd Indonesië een onafhankelijke republiek.
Oud-minister van Buitenlandse Zaken en ambassadeur in Washington Eelco van Kleffens is het nauwst betrokken geweest bij de discussie met de Amerikanen. Zijn optreden bij zijn afscheidsbezoek aan Dean Acheson in augustus 1949 was tekenend voor hun onderlinge verhouding. In zijn toespraak gaf Van Kleffens een overzicht van de Nederlands-Amerikaanse betrekkingen, waarbij de nadruk kwam te liggen op de meningsverschillen in de Indonesië-kwestie. Vooral het dreigen met terugtrekking van de Marshallhulp werd de Amerikanen aangerekend. De toespraak zat vol met verontwaardiging en verwijten, maar Acheson toonde zich niet onder de indruk. Toen Van Kleffens was uitgesproken, stelde hij op droge toon vast: ‘Ten aanzien van Indonesië vrees ik dat we voorlopig nog ietwat irritatie hebben te verduren.’ Daarmee was niets te veel gezegd.
Acheson had een zakelijke relatie met de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, Dirk Stikker, en was bevriend met diens voorganger Eelco van Kleffens. In 1962 ontmoette hij op een Bilderbergconferentie prinses Beatrix. Het moet een levendige conversatie zijn geweest. In een brief aan zijn vriend Felix Frankfurter schrijft Acheson onder meer: ‘Net als een heleboel jonge mensen vindt ze dat haar opvoeding volstrekt verkeerd was. (…) De oorspronkelijke fout lag bij haar moeder, die houdt van dromerige ideeën en een moderne opvoeding, zoals het Montessori-model. Dat ging helemaal fout. Niemand werkte. (…) Dit is een jongedame met pit, zoals de Nederlanders zullen bemerken indien ze de kans krijgt te laten zien wie zij is.’
Juliana in Amerika
In januari 1952 bracht minister-president Willem Drees (PvdA) een bezoek aan de Verenigde Staten, waar hij uitgebreid sprak met Dean Acheson. Het belangrijkste gespreksonderwerp was de eventuele oprichting van een Europese Defensie Gemeenschap (EDG). Om een tegenwicht te vormen tegen de Sovjet-Unie, waren de Verenigde Staten groot voorstander van een dergelijk Europees leger. Acheson probeerde de terughoudendheid van Nederland in dit voorstel weg te nemen, maar Drees toonde zich tijdens de ontmoeting niet al te toeschietelijk. Vier maanden later zou Nederland het EDG-Verdrag toch mede ondertekenen – overigens zonder daadwerkelijke gevolgen. Een afwijzing door het Franse parlement in 1954 zorgde ervoor dat het Verdrag nooit van kracht werd.
Acheson had Beatrix’ moeder, koningin Juliana, in april 1952 opgewacht bij haar eerste staatsbezoek aan de Verenigde Staten. Tijdens dat bezoek hield zij een rede voor het Congres. Voordat Juliana naar Amerika vertrok, was daarover een politieke binnenbrand ontstaan in Den Haag – onder anderen Stikker vond de tekst veel te dromerig.
Terug op het oude nest
Nadat zich begin 1953 een wisseling van de wacht had voorgedaan aan de top van het ministerie van Buitenlandse Zaken, keerde Acheson terug naar advocatenkantoor Covington & Burling, waar ook zijn broer Dick werkte.
Hij bleef het Witte Huis adviseren (‘zo veel minder aantrekkelijk dan beslissen’). President Lyndon Johnson benoemde hem tot een van de wise men die hem moesten adviseren hoe uit het Vietnamese moeras te geraken. Zijn adviezen misten op dat moment soms de vroegere consistentie.
Dean Acheson stierf op 12 oktober 1971 (Columbus Day) op zijn geliefde boerderij in Sandy Springs, Maryland aan de gevolgen van een hartaanval. Hij werd 78 jaar.