Cyrus Vance (1977-1980): stijl als handelsmerk

Vance (rechts) met zijn voorganger Henry Kissinger. Foto: EPA

In oktober 1976 zond Cyrus Vance, troubleshooter voor de top van de Democratische Partij, een memorandum aan Jimmy Carter, oud-gouverneur van Georgia maar een maand later president van de Verenigde Staten. In dat geschrift schetste Vance zijn plannen voor een nieuw buitenlands beleid voor de komende vier jaar.

Vance waarschuwde onder meer voor een te grote dominantie van de Sovjet-Amerikaanse betrekkingen. Wetende dat Carter grote waarde hechtte aan de mensenrechten, waarschuwde Vance tegen uitzichtloze inmenging in de interne aangelegenheden van andere staten. Dit memorandum leidde tot een uitnodiging om naar Plains te komen, de pindahoofdstad van de Verenigde Staten en de woonplaats van Jimmy Carter.

De toekomstige president en Cyrus Vance waren het eens dat in de eerstvolgende vier jaar de hoogste prioriteit moest liggen bij de tweede ronde van de SALT-onderhandelingen. Deze Strategic Arms Limitation Talks II beoogde het aantal kernwapens voor de lange afstand te beperken. Zij waren het erover eens dat de wapenreductie niet afhankelijk moest worden gemaakt van het gedrag van de Sovjets in andere delen van de wereld.

Overleg met Carter had goede gevolgen

Vance pleitte verder voor een spoedige normalisatie van de betrekkingen met China en het sluiten van een verdrag met Panama, waarbij het beheer over het Panamakanaal aan dat land zou worden overgedragen. En Carter zou moeten afzien van zijn voornemen om de Amerikaanse troepen uit Zuid-Korea terug te trekken.

Op 30 november 1976 gebeurde dat waarop Vance stelselmatig had aangestuurd: Carter vroeg hem om zijn minister van Buitenlandse Zaken te worden. Vance hoefde er geen seconde over na te denken.

Twee weken later volgde de benoeming van de nationale veiligheidsadviseur in de persoon van Zbigniew Brzezinski, met wie Vance redelijk goed overweg kon. Hun verhouding leek in elk geval niet op de open vijandschap tussen William Rogers en Henry Kissinger.

Overlijden vader

472px-cyrus_vance_u-s-_secretary_of_state
Cyrus Vance. Foto: Wikimedia

Cyrus Vance werd geboren op 27 maart 1917 in Clarksburg, West-Virginia uit het huwelijk van Amy Roberts en John Vance. Hij was hun tweede zoon. Het jaar daarop verhuisde het gezin naar New York, waar vader John het ver bracht in de verzekeringen. Lang zou die niet van dit succes genieten, want zes jaar later stierf hij plotseling. Zijn vrouw en kinderen vertrokken naar Zwitserland, voor een jaar van rouw. Daar, in de plaats Vevey, leerde Cyrus de Franse taal.

Terug in de Verenigde Staten maakte Cyrus’ oom, John Davis, het gemis aan een vader deels goed. Davis, eminent rechtsgeleerde en oud-ambassadeur in Londen, was kandidaat geweest voor het presidentschap op de Democratische Conventie van 1924, toen er 103 stemrondes nodig waren voordat iemand de meerderheid had verworven.

Op de episcopalische Kent School en daarna op Yale University maakte Vance indruk op zijn jaargenoten door zijn onkreukbaarheid en empathie, eigenschappen waarom hij later in de advocatuur en de diplomatie ook zou worden geroemd. Naast deze karaktereigenschappen bezat hij een talent voor atletiek, vooral op de sintelbaan kon Vance uitstekend uit de voeten. Tijdens zijn studie op Yale ontmoette hij in 1942 Gay Sloan. Ze trouwden vier jaar later, nadat Vance op verschillende marinefregatten had gediend.

Vruchtbare vriendschap

Na de Tweede Wereldoorlog slaagde Vance voor het examen van de balie van New York. Het befaamde advocatenkantoor Simpson, Thatcher & Bartlett vroeg hem de gelederen te komen versterken.

Vriendschappen met McGeorge Bundy en Sargent Shriver, de zwager van John F. Kennedy, brachten Vance in contact met minister van Defensie Robert McNamara, die hem in 1961 aanstelde als raadsman op zijn departement. Het zou het begin worden van een hechte vriendschap. In 1962, aan het begin van de oorlog in Vietnam, werd Vance staatssecretaris voor het leger. Vijf jaar later nam hij ontslag wegens hevige rugpijnen.

Zijn vriendschap met McNamara bleek vruchtbaar. Beiden waren rationalisten die zichzelf niet op de voorgrond stelden en niet gebukt gingen onder de last van een bepaalde ideologie. Beiden begonnen al spoedig te twijfelen aan het welslagen van het Vietnamese avontuur, maar gentlemen die ze waren, hielden zij die twijfels voor zich.

Anti-China

Tijdens zijn werkzaamheden op Defensie raakte Vance doordrongen van de beperkingen van militair ingrijpen – een inzicht dat hem later tijdens zijn ministerschap van Buitenlandse Zaken van pas zou komen.

800px-anwar_sadat_and_cyrus_vance
Vance met president van Egypte Anwar Sadat. Foto: Wikimedia

Als één wapenfeit op het gebied van het buitenlandse beleid er bovenuit steekt, zo schrijft John Norton in zijn bijdrage aan de bundel American Statesmen, zijn het de onderhandelingen die leidden tot de terugtrekking van Israëlische troepen uit de Sinaï. Dit was de voornaamste bepaling van het verdrag tussen Israël en Egypte, waarbij het eerstgenoemde land voor het eerst door een Arabische staat werd erkend.

Intussen was Brzezinski zich steeds meer gaan bemoeien met de normalisatie van de betrekkingen met China. Doordat de Nationale Veiligheidsadvieur dat land wilde uitspelen tegen de Sovjet-Unie, ontstond wrevel met Vance. Die zag weinig heil in een voorkeursbehandeling van rood China.

Atoombesprekingen in Nederland

Gedurende zijn ambtsperiode bracht Vance één keer een bezoek aan Nederland. Van 29 tot 31 mei 1979 verbleef hij in Noordwijkerhout om de ministersconferentie van de NAVO bij te wonen, die op dat moment werd geleid door de Nederlandse secretaris-generaal Joseph Luns. De NAVO-conferentie was voor Vance van belang om twee redenen. Ten eerste hoopte hij hier de instemming voor SALT II over beperking van strategische kernwapens te krijgen van zijn collega’s uit de veertien andere NAVO-landen. Met succes. Alle NAVO-partners steunden het Russisch-Amerikaanse akkoord dat op 18 juni dat jaar in Wenen zou worden ondertekend. Zijn andere doel – een besluit over modernisering van de tactische kernwapens van de NAVO – verliep wat moeizamer.

Carter en Vance hebben hun uiterste best gedaan om het toegestane aantal strategische kernwapens in een verdrag met de Russische partijleider Leonid Brezjnev terug te brengen in plaats van uitsluitend te limiteren. De leiders van de West-Europese landen, de West-Duitse bondskanselier Helmut Schmidt voorop, drongen daarop aan, omdat ze meenden dat de Amerikaanse nucleaire bescherming zo wel eens kon wegvallen. Het kruisrakettenbesluit van 1979, waarbij Washington plaatsing van Amerikaanse atoomwapens voor de middellange afstand in Europa beloofde, verlichtte die zorgen aanzienlijk.

Vance, vergezeld door minister van Defensie Harold Brown, maakte zich op de twaalfde december van 1979 in Brussel grote zorgen of Nederland die raketten ook daadwerkelijk wilde plaatsen. De Nederlandse bewindslieden, Chris van der Klaauw (VVD) van Buitenlandse Zaken, en Willem Scholten (CDA) van Defensie, konden die zorgen niet bij hem wegnemen. Dit tot woede van de Nederlandse secretaris-generaal van de NAVO Joseph Luns, die zich zoals wel vaker schaamde voor zijn landgenoten.

Onenigheden leiden tot ontslagname

De nadruk op de mensenrechten waarvan het Amerikaanse beleid destijds was doordesemd, sneuvelde in het geval van Nicaragua. De Verenigde Staten durfden het niet aan om het corrupte Somoza-regime ten val te brengen.

Ook bij de omwentelingen in Iran was de hand van Vance niet erg gelukkig. Contacten met ayatollah Khomeini, vers terug uit Parijs, liepen op niets uit. Toen president Carter de doodzieke sjah om medische redenen toegang tot de Verenigde Staten had verleend, werd in oktober 1979 de Amerikaanse ambassade in Teheran bestormd en een groot deel van het ambassadepersoneel gegijzeld.

800px-zbigniew_brzezinski_and_cyrus_vance_-_nara_-_175117
Vance (rechts) in overleg met Brzezinski, 1977. Foto: Wikimedia

De verhouding tussen Vance en Brzezinski was inmiddels op die tussen hond en kat gaan lijken. Nadat de reddingspoging van de gijzelaars, waar Vance tegen was, in het Perzische woestijnzand was gesmoord, nam Vance in april 1980 ontslag.

Vance: heer met stijl

Het was de eerste keer sinds William Jennings Bryan (in 1915) dat een minister van Buitenlandse Zaken wegens een beleidsgeschil vertrok. Als afgezant van president Bill Clinton wijdde Vance daarna zijn beste krachten aan een regeling van het conflict in Bosnië. Tevergeefs.

Op 12 januari 2002 stierf Vance, 84 jaar oud. Een heer was van het wereldtoneel gestapt.