James Addison Baker III, geboren in Houston op 28 april 1930, is een telg uit de Texaanse ‘adel.’ Op zijn kantoor in zijn geboortestad hangt een ingelijst krantenknipsel met een foto van zijn grootvader captain James A. Baker. Het citaat in de kop luidt: ‘Werk hard, studeer en laat je niet in met politiek.’
Lees ook over Bakers voorganger George Shultz (1982-1989) en opvolger Lawrence Eagleburger (1992-1993)
‘En dat is precies wat ik de eerste veertig jaar van mijn leven heb gedaan,’ zei Baker tijdens een toespraak tot de Houston World Affairs Council in 2006.
Bakers overgrootvader, een vriend van de legendarische Texaanse gouverneur Sam Houston, was medeoprichter van het advocatenkantoor Baker Botts. Zijn grootvader en zijn vader waren befaamde advocaten in Texas. Bakers vader was streng: wanneer zijn kinderen vijf minuten nadat ze waren gewekt nog in bed lagen, gooide hij een emmer koud water over ze heen.
Zoon James ging aan Princeton studeren. Zijn scriptie ging over de botsing tussen de idealist Aneurin Bevan en de realist Ernest Bevin, twee Britse Lagerhuisleden van de Labour-partij. Baker had duidelijk meer op met de laatste. Na twee jaar te hebben gediend bij de mariniers, ging Baker rechten studeren aan de universiteit van Texas.
Tennisvriend
Vanwege de regelgeving inzake nepotisme kon hij niet terecht op het advocatenkantoor waar zijn vader nog werkte, dus ging Baker aan de slag bij het kantoor Andrews, Kurth, Campbell & Bradley. Hij maakte er al gauw naam als bedrijfsadvocaat.
Weldra trouwde hij met Mary Stuart. Het paar kreeg vier kinderen en kende een leven in voorspoed, totdat in 1968 bij Mary borstkanker werd geconstateerd. De kinderen werd niet verteld dat hun moeder stervende was, een beslissing die Baker nog altijd betreurt. Na haar dood zonk hij weg in een diepe depressie.
Daaruit werd hij weggetrokken door zijn tennisvriend George H.W. Bush, die hem vroeg of hij zijn campagne voor een zetel in de Senaat wilde leiden. Baker zei ja en sloeg daarmee het advies van zijn grootvader in de wind. Dat Baker een Democraat was en Bush een Republikein, mocht de pret niet drukken. Baker veranderde spoorslags van partij. De race ging verloren, de vriendschap niet.
Reeks nederlagen
Baker is een jager. Op zijn ranch in Texas staan schuilhutten waar hij zich volgens jachtgenoten uren roerloos kan ophouden totdat een wilde kalkoen zo vriendelijk is om zijn pad te kruisen. Een geste die het dier steevast met de dood bekoopt. Koel, geduldig, afwachtend en doortastend zijn ook de eigenschappen die Baker bij zijn politieke werkzaamheden tentoonspreidt.
In 1973 hertrouwde Baker met Susan Winston, een vriendin van de familie die ook een hele sleep kinderen meebracht in het huwelijk. Aanvankelijk leek het of Baker zich de waarschuwing van zijn grootvader meer had moeten aantrekken, want ook als campagnemanager van president Gerald Ford beet hij in het stof. Een reeks van nederlagen werd het zelfs. In 1978 ging Baker eens voor eigen succes: hij deed een gooi naar het ministerschap van Justitie van de staat Texas. Maar ook die poging strandde, ondanks de steun van bijna het hele Republikeinse partijestablishment.
Toen Bush het in 1980 in de Republikeinse voorverkiezingen voor het presidentschap opnam tegen Ronald Reagan en Baker opnieuw zijn campagne leidde, liep dat weer uit op een nederlaag. Reagan was echter zozeer onder de indruk van de lange Texaan dat hij hem vroeg om zijn stafchef te worden. Al spoedig bracht hij het tot minister van Financiën. Zo gauw hij daar was aangetreden, werd een rem gezet op de zogenoemde Reaganomics, die vooral ten doel had de overheidsuitgaven te verminderen. Hij had een overgewaardeerde dollar geërfd, en het begrotingstekort en de staatsschuld liepen de spuigaten uit. Met hulp van andere grote handelsnaties wist hij de waarde van de dollar te drukken en zo een stormloop op de munt te vermijden.
Suave onderhandelaar
Baker legde zijn baan op Financiën in 1988 neer om zich geheel te kunnen wijden aan de presidentiële campagne van zijn boezemvriend George H.W. Bush, een import-Texaan. Eindelijk kon Baker een campagne afsluiten met winst voor zijn opdrachtgever. In Bush’ regering kreeg Baker de belangrijkste portefeuille: die van Buitenlandse Zaken.
Was het buitenlands beleid onder Reagan vooral gericht geweest op de confrontatie met Moskou, na de implosie van het Oostblok waren de Russen niet langer vijanden. Bush en Sovjetleider Michail Gorbatsjov bezegelden in 1989 op een deinend oorlogsschip bij Malta formeel het einde van de Koude Oorlog.
Naast Henry Kissinger geldt Baker als een van de invloedrijkste Amerikaanse ministers van Buitenlandse Zaken sinds de Tweede Wereldoorlog. Is de eerste een man met een grote rijkdom aan grensverleggende ideeën, Baker is de suave onderhandelaar, die bij wijze van spreken de Noord-Koreanen nog een glimlach wist te ontlokken. Baker heeft de zaken bijna altijd volledig in de hand en dempt elke ruzie onder zijn bekwame medewerkers nog voordat die aan de oppervlakte is gekomen.
Spanningen tussen V.S. en West-Europa
James Baker was nog maar net minister toen de grote omwentelingen in de Sovjet-Unie en Oost-Europa zich voltrokken. De Franse president François Mitterrand probeerde, gesteund door de Britse premier Margaret Thatcher, nog om de Duitse eenwording te voorkomen of ten minste ernstig te vertragen, maar Bush en Baker zagen die juist als een positieve ontwikkeling.
In juli 1989 vergezelde James Baker president George H.W. Bush bij zijn tweedaagse bezoek aan Nederland. Het bezoek kwam een dag na de G7-top in Parijs. De Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Hans van den Broek (CDA) liet dit samenvallen niet ongemoeid voorbij gaan. Hij uitte de door Nederland al langer gekoesterde wens om toe te treden tot de G7, die op dat moment werd gevormd door de Verenigde Staten, Japan, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, Italië en Canada. Baker maakte hem echter duidelijk dat toelating van Nederland, ook in Benelux-verband, ongewenst was. Toen Bush en Baker, vergezeld door hun echtgenoten, opnieuw een bezoek aan Nederland brachten in november 1991, was dit al lang geen reële verwachting meer.
Tussen de twee ontvangsten van Baker en Bush in, was er een bilateraal bezoek in omgekeerde richting. Minister Van den Broek reisde in januari 1991 naar Washington, waar hij met zijn Amerikaanse ambtgenoot sprak over de Golfoorlog. Baker was kritisch over de Nederlandse en, meer algemeen, de Europese inspanningen in het conflict. De Europeanen zouden het vechten – en sneuvelen – in de Golfoorlog overlaten aan het Amerikaanse leger. Bij terugkomst waarschuwde Van den Broek dat er na de Golfoorlog spanningen konden ontstaan tussen de Verenigde Staten en Europa.
Besprekingen in Genève
Samen met zijn Russische collega Edvard Sjevardnadze, met wie hij het goed kon vinden, boekte Baker belangrijke voortgang bij het reduceren van het aantal kernwapens en bij het doen afzwakken van de diverse krijgsmachten met hun bijbehorende wapentuig. Die band met Sjevardnadze kwam bijzonder goed van pas toen de Iraakse president Saddam Hussein zich op 2 augustus 1990 onverwacht meester maakte van buurland Kuweit. De Verenigde Staten hadden lang in het vage gelaten hoe zij op een dergelijke overval zouden reageren. April Glaspie, de Amerikaanse ambassadeur in Bagdad die daags voor de aanval nog een gesprek met Saddam Hussein voerde, kreeg de schuld voor die vaagheid in haar pumps geschoven. Ten onrechte, want een ambassadeur spreekt bij zo’n gelegenheid altijd op instructie van zijn hoofdstad en Baker droeg de politieke verantwoordelijkheid.
In het daaropvolgende halfjaar, toen Bush een grote multinationale troepenmacht aan de grens tussen Kuweit en Saudi-Arabië had gelegerd en iedereen wachtte op de dingen die komen gingen, toonde Baker zich steeds voorstander van de diplomatieke oplossing en was hij huiverig voor het gebruik van militair geweld. Anders dan de Britse premier Margaret Thatcher meende hij dat daarvoor autorisatie van de Veiligheidsraad nodig was. Die kwam er uiteindelijk. Baker beschouwde het smeden van Resolutie 678, tegen het einde van 1990, als het pronkstuk van zijn ministerschap.
Op 7 januari 1991 voerde hij in het Intercontinental Hotel te Genève besprekingen aan de rand van de afgrond met zijn Iraakse ambtgenoot Tariq Aziz. Als Irak zich niet als de wiedeweerga zou terugtrekken uit Kuweit, zouden de Verenigde Staten en de overige leden van de multinationale coalitie Saddam Hussein daartoe gewapenderhand dwingen. Saddam Hussein bleef blufpoker spelen en gaf geen krimp. Op 16 januari 1991 begon de coalitie met luchtbombardementen. Vijf weken later rolde een multinationale krijgsmacht het Iraakse bezettingsleger in een handomdraai op. Later is president Bush wel verweten dat hij toen niet is doorgestoten naar Bagdad om de wereld definitief te verlossen van de gesel van Saddam Hussein. Resolutie 678 bood daarvoor echter geen ruimte en Baker was van mening dat de Verenigde Staten zich aan die tekst moesten houden.
Vermogen om zaken te laten gebeuren
In de zomer van 1992 haalde Bush zijn oude stafchef terug naar het Witte Huis om zijn herverkiezing mogelijk te maken. Baker vond het vreselijk om het State Department te moeten verlaten. ‘De enige keer dat ik mijn emoties niet in de hand had,’ vertelde Baker jaren later aan een verslaggever van The Texas Monthly, ‘was toen ik mijn mensen daar vaarwel moest zeggen.’ Die herverkiezing kwam er niet, de Democraat Bill Clinton had beter begrepen hoezeer het electoraat uitkeek naar een president die de economie liet prevaleren boven buitenlandse zaken.
Voor het eerst in twaalf jaar bekleedde Baker geen openbare functie meer. Hij keerde terug naar Houston waar hij nu wel terecht kon op het advocatenkantoor dat zijn familie had opgebouwd. Daarnaast besteedde hij veel tijd aan het opzetten van een denktank met zijn naam, het James A. Baker III Institute for Public Policy. Dat werd in 1993 geopend en heeft inmiddels een uitstekende naam.
Lees ook: Zo werken de Amerikaanse verkiezingen
Bakers ster schitterde nog eenmaal en wel in de herfst van het jaar 2000. George W. Bush had dankzij een meerderheid van slechts enkele honderden stemmen in Florida de presidentsverkiezingen gewonnen. Zijn tegenstander, Al Gore, vocht die uitslag aan en beide kemphanen raakten verwikkeld in een wekenlange strijd. Baker leidde het team dat de overwinning van Bush moest veiligstellen. Dat lukte pas medio december, toen het Hooggerechtshof de strijd in het voordeel van Bush beslechtte.
‘Ik ben geen man met een visie,’ zei Baker eens tegen een journalist. Zijn compagnon, de oude George Bush, moet zelfs helemaal niets van de vision thing hebben. ‘Wat James Baker bijzonder maakt,’ schreef de Britse krant The Independent, ‘is niet zijn visie hoe de dingen zouden moeten gaan, maar zijn vermogen om dingen te laten gebeuren.’