‘Je hebt drie soorten ministers van Buitenlandse Zaken: Dull, Duller and Dulles,’ sneerde de Britse premier Winston Churchill eens toen hij het had over John Foster Dulles, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken van 1953 tot 1959.
Lees ook over Dulles’ voorganger Dean Acheson (1949-1953) en opvolger Christian Herter (1959-1961)
Een nogal misplaatste venijnigheid, want zo saai was Dulles nu ook weer niet. Wel doorspekte Dulles zijn beleid met het christelijke geloof, zeer tot ongenoegen van agnostici zoals Churchill.
Evenals zijn voorganger Dean Acheson was John Foster Dulles, geboren op 25 februari 1888 in Washington D.C., de zoon van een dominee. Een presbyteriaanse dit keer. Zijn grootvader van moederszijde, John Watson Foster, zou van 1892 tot en met 1893 minister van Buitenlandse Zaken worden; zijn oom Robert Lansing zou het van 1915 tot 1920 nog worden onder president Woodrow Wilson.
In 1903 nam Dulles’ moeder hem en zijn zuster voor een jaar mee naar Parijs, ten bate van hun opvoeding. Na terugkeer schreef hij zich in aan Princeton University, waar hij aanvankelijk een onopvallende student in de filosofie was. Toch zou hij zich onderscheiden. Dulles won namelijk een prijs waardoor hij een jaar kon studeren aan de Parijse universiteit Sorbonne bij de filosoof Henri Bergson.
Diplomatenhuurling
In 1907 benoemde zijn grootvader John Watson Foster hem tot zijn assistent bij de Tweede Haagse Vredesconferentie. Het was in een tijd dat je diplomaten nog kon huren. Foster fungeerde in Den Haag als gedelegeerde van het keizerrijk China. Onder meer vanwege diens kennis van het Frans, stelde hij zijn kleinzoon aan als secretaris van de Chinese delegatie. Dulles’ positie verschafte hem geen enkele invloed, maar hij nam de kans te baat om de diplomatieke gebruiken diepgaand te bestuderen.
Eenmaal terug in de Verenigde Staten, studeerde Dulles in twee jaar af aan de George Washington University Law School in de hoofdstad. Hij gaf blijk van een fabelachtig geheugen en een groot concentratievermogen. Spoedig vochten de vertegenwoordigers van de grote advocatenkantoren om het hardst om hem. Dulles koos voor Sullivan & Cromwell, waar hij veertig jaar lang – met onderbrekingen voor zijn publieke functies – de advocatuur zou uitoefenen.
In die tijd ontmoette Dulles Janet Avery, met wie hij trouwde en die hem drie kinderen zou schenken. Janet vergezelde hem op vrijwel al zijn reizen. ‘Ik voel me goed waar Foster is,’ luidde haar onderdanige, maar vertederende motto.
Geheime missie in Panama
In 1917 deed ‘oom Bert’, die inmiddels minister van Buitenlandse Zaken was geworden, een beroep op zijn neef om een geheime missie naar Panama te leiden. Het doel was om de landen in Centraal-Amerika te bewegen zich bij de Verenigde Staten en niet bij Duitsland aan te sluiten in een oorlog waaraan Amerika zojuist was gaan deelnemen.
Toen die oorlog eenmaal was afgelopen, vroeg presidentieel adviseur Bernard Baruch aan Dulles of hij zijn juridische assistent in Versailles wilde worden. Weldra was de advocaat verwikkeld in de onderhandelingen over herstelbetalingen.
Anders dan de Britten en Fransen, die bij wijze van spreken voor elke geallieerde mus die in het oorlogsrumoer van schrik van het dak was gevallen vergoeding van de Duitsers eisten, was Dulles van mening dat de Europeanen Berlijn overvroegen. Uitsluitend de directe oorlogsschade kwam volgens de Amerikaanse delegatie voor restitutie in aanmerking. In de overtuiging dat het politieke systeem in Europa was verouderd, de hebzucht er buitensporig was, en dat een visie op de toekomst ontbrak, keerde Dulles terug naar de kantoren van Sullivan & Cromwell. Daar werd hij in 1925 partner.
Het christelijke pad
Twaalf jaar later woonde de advocaat in Oxford een conferentie bij over de rol van kerk, gemeenschap en staat. De bijeenkomst deed bij Dulles het lang sluimerende besef ontwaken dat het christelijke geloof met zijn morele principes het enige pad was dat kon leiden tot een verantwoord buitenlands beleid.
In de jaren dertig van de twintigste eeuw raakte Dulles steeds nauwer bevriend met Thomas Dewey, die zich voor de Republikeinen driemaal – tevergeefs – kandidaat stelde voor het presidentschap. Het lijdt geen twijfel dat als een van deze pogingen wel was gelukt, Dulles de ministerspost Buitenlandse Zaken had gekregen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte Dulles samen met intellectuelen van divers pluimage aan de opvolger van de Volkenbond, waarvan de Verenigde Staten dit keer niet afzijdig moesten blijven, maar waarvoor Washington juist het voortouw zou moeten nemen.
Anti-communistisch
Nadat hij als adviseur aan de ministeriële bijeenkomst van de Grote Vier in 1945 had deelgenomen, was Dulles vanwege de ijzeren vuist waarmee de Sovjets Oost-Europa omklemd hielden, voorgoed genezen van zijn geloof in vreedzaam naast elkaar leven of zelfs samenwerking met Moskou.
In 1949 kreeg Dulles na het aftreden van Senator Robert Wagner onverwachts een tijdelijke Senaatszetel in de schoot geworpen. Dit gebeurde nadat zijn vriend Dewey, inmiddels gouverneur van New York, hem daarvoor had aangezocht. Tijdens zijn korte tijd als Senator (Dulles verloor de verkiezingen in 1952) maakte hij zich vooral sterk voor Nationalistisch China, dat in een doodstrijd met de communisten van Mao was verwikkeld.
In de periode daarna schreef Dulles het boek War or Peace. Daarin gaf hij blijk van zijn groeiende anticommunisme en van een helder inzicht in de dreiging uit de Sovjet-Unie. Hij was inmiddels aangesteld als adviseur op het ministerie van Buitenlandse Zaken. Zijn eerste optreden daar werd een eclatant succes. Dulles stond aan de wieg van het vredesverdrag met Japan (1952) waarbij hij de lessen van Versailles – niet het onderste uit de kan willen – in de praktijk bracht.
Vriendschap met Eisenhower
Aan het einde van dat jaar vroeg de pas verkozen president Dwight Eisenhower Dulles voor de baan waarop die zich volgens de president sinds zijn vijfde levensjaar had voorbereid: het ministerschap van Buitenlandse Zaken. Na een aanvankelijke terughoudendheid over en weer – Eisenhower vreesde dat Dulles saai was en Dulles zag op tegen leidinggeven aan het grote State Department – groeide hun samenwerking uit tot een diepe vriendschap.
Dulles ontpopte zich als een weinig inspirerende en zeker geen vriendelijke leider. Voor zijn beleid ‘A New Look’ greep hij terug op zijn artikelenserie in het weekblad Life, die de titel ‘A Policy of Boldness’ ofwel ‘Een stoutmoedig beleid’ had meegekregen. Een beleid dat droop van het christelijke moralisme als middel om de vrede te bewaren.
In de wetenschap dat de Verenigde Staten niet voor elke Sovjet-tank ook zo’n gevechtsvoertuig in het veld konden brengen, legde Dulles zich toe op de verfijning van het atoomwapen en op de waterstofbom. Hij werd pas op latere leeftijd een verwoed krijger in de Koude Oorlog.
Onderdeel van conflict tussen Luns en Nederlandse topdiplomaat
Pas enkele weken in het ambt, bezocht Dulles Nederland met een Super Constellation van president Eisenhower. Vanuit dit vliegtuig had hij iets kunnen zien van de waterwoestenij ten gevolge van de Watersnoodramp van 1 februari 1953. ‘Wij zullen helpen het lijden van uw volk te verlichten’, sprak Dulles tot zijn ambtgenoot Joseph Luns (KVP).
Aan het einde van zijn ministerschap raakte Dulles betrokken bij een hooglopend conflict over Nieuw-Guinea tussen Luns en ambassadeur Jan Herman van Roijen in Washington. Luns schermde steeds met een garantie van gewapende steun van de Amerikanen, een garantie die volgens Van Roijen helemaal niet bestond. Volgens Luns had Dulles nota bene tijdens een diner ten huize van Van Roijen een dergelijke garantie op schrift gesteld, het zogenoemde ‘Vodje van Dulles.’ Hij schermde daarmee in de ministerraad om Nieuw-Guinea voor Nederland te behouden.
Maar het was een spiegelgevecht. Want, zoals Van Roijen bleef benadrukken: de Amerikanen hadden geen enkele sympathie voor het Nederlandse standpunt. De sterk antikoloniale Amerikanen waren helemaal niet gediend van deze koloniale stuiptrekkingen. Toen het de Fransen in Indochina steeds minder voor de wind ging, stelde Dulles voor tactische kernwapens in te zetten tegen de Vietcong, een plan waarover Eisenhower resoluut zijn veto uitsprak. Het was een van de weinige keren dat beiden het ergens over oneens waren. Voor het overige geloofden zij dat hun beleid in Azië voorkwam dat een kettingreactie van gevallen dominostenen op gang kwam. Zoals Amy Portwood in het boek American Statesmen liet zien, deden hun activiteiten in werkelijkheid weinig goeds en leverden ze nog minder goodwill op.
Diep respect
In oktober 1956 ondernamen het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Israël een gewapende actie tegen de Egyptische president Gamal Abdel Nasser, nadat die het Suezkanaal had genaast. Dit optreden was zeer tegen de zin van Washington. Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog stonden de leden van de Grote Drie met schuim op de lippen tegenover elkaar. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk moesten snel inbinden.
Aan het eind van zijn ambtsperiode kreeg Dulles steeds meer last van een voortwoekerende kanker. Hij bleef, lijdend onder de vreselijkste pijnen, de wereld bereizen. De Britse premier Harold Macmillan zei dat hoe moeilijk het werken met Dulles vaak ook was geweest, hij toch een diep respect voor de man had gekregen.
Dulles stierf op 24 mei 1959 in zijn slaap, 71 jaar oud.