Het mooiste uur uit de loopbaan van Warren ‘Chris’ Christopher was ongetwijfeld de vrijlating van de Amerikaanse gijzelaars in de ambassade in Teheran op 20 januari 1981. Hij kreeg daarvoor de hoogste Amerikaanse onderscheiding, de Medal of Freedom.
Lees ook over Christophers voorganger Lawrence Eagleburger (1992-1993) en opvolgster Madeleine Albright (1997-2001)
Aan dat succes gingen maandenlange onderhandelingen vooraf; de taaie Christopher was nog staatssecretaris van Buitenlandse Zaken onder president Jimmy Carter. Die noemde hem de beste overheidsdienaar die hij ooit had meegemaakt. De gijzelaars kwamen overigens pas vrij op de dag dat president Ronald Reagan zijn ambt aanvaardde. In zijn functie van tweede man had Christopher daarnaast de verdragen waarin de Verenigde Staten soevereiniteit over het Panamakanaal overdroegen aan Panama, door het Congres moeten loodsen.
Christopher, die fysiek deed denken aan een gepensioneerde schildpad, werd twaalf jaar later de eerste minister van Buitenlandse Zaken van president Bill Clinton. Hij was even kleurloos als bekwaam, en even beschaafd als weinig sprankelend. ‘En bescheiden met heel wat om bescheiden over te zijn,’ om Winston Churchills appreciatie van zijn opvolger te parafraseren. Onberispelijk gekleed en altijd beleefd. Christopher was een advocaat die geduldig aan compromissen sleutelde, maar zonder een spoor van hemelbestormende gedachten over buitenlands beleid. Nadat hem door Edmund Brown senior, de gouverneur van Californië, eens was gevraagd om een geestige speech te schrijven, zo noteerde Christopher in zijn gedenkschriften, antwoordde hij dat geestigheid niet echt zijn ding was en dat het ook nooit zijn oeuvre zou kenmerken. Fair was hij zeker. Wanneer je als man wilt scheiden, kun je niemand beter dan Christopher Warren als advocaat voor je vrouw wensen, is wel eens over hem gezegd.
1 miljoen per jaar
Christopher werd in 1925 geboren in Scranton, Noord-Dakota. Hij groeide op in een tijd dat deze landbouwstaat zuchtte onder de gevolgen van de wereldcrisis en van het alomtegenwoordige stof dat gewassen deed verdorren. De jonge Warren vergezelde zijn vader, die bij een bank werkte, vaak als hij een huisuitzetting moest doen bij dikwijls bevriende boeren die hun schulden niet konden betalen. Christopher heeft die beelden zijn hele leven meegedragen en schreef daar zijn sociale gevoel aan toe. Hij werd een overtuigd Democraat.
Toen de bank van zijn vader omtuimelde, besloot die met zijn gezin een appartement in de mindere buurt van Hollywood te huren. Zijn zoon Warren is zijn hele leven verknocht gebleven aan Californië. Doordat zijn vader al vroeg verlamd raakte, moest zijn moeder in haar eentje voor het inkomen zorgen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog diende Christopher bij de marine, maar raakte niet betrokken bij gevechtshandelingen.
Na de oorlog ging hij rechten studeren aan de universiteit van Stanford. Hij deed dat zo goed dat hem werd gevraagd hoofdredacteur van de Stanford Law Review te worden. Opperrechter William Douglas bood hem een positie als griffier aan bij het Hooggerechtshof in Washington D.C aan. Dat was een prachtige voorbereiding voor een plaats in het advocatenkantoor O’Melveny & Myers in Los Angeles. Het prestigieuze kantoor had veel cliënten onder grote bedrijven. Vanaf dat moment was Christopher – wanneer de Democraten in Washington de dienst uitmaakten – een hoge overheidsdienaar. In jaren dat de Republikeinen aan de macht waren, keerde hij steeds weer terug naar zijn oude advocatenkantoor, waar hij meer dan 1 miljoen dollar per jaar verdiende en ten slotte de belangrijkste partner werd.
Minder Amerikaanse interventie
Zijn eerste overheidsfunctie was om, op verzoek van president Lyndon Johnson, een onderzoek te leiden naar de rassenrellen die in 1965 hadden gewoed in Watts, een zwarte wijk van Los Angeles. Dertig jaar later, in 1991, kon hij met die ervaring zijn voordeel doen als voorzitter van de onderzoekscommissie naar het geweld rond de zwarte taxichauffeur Rodney King. Warren adviseerde een grondige schoonmaak in de hogere rangen van het politieapparaat inclusief hoofdcommissaris Daryl Gates.
De eerste vier jaar van de regering-Clinton (1993-1997) was de eerste onafgebroken periode dat de dreiging van de Sovjet-Unie geheel was weggevallen. Dat betekende wel dat de Europese bondgenoten minder in het gareel bleven dan vroeger, zoals bijvoorbeeld bleek uit de meningsverschillen over Bosnië.
Na de interventie in Somalië, ondernomen door president George H.W. Bush, en de aanblik van het lijk van een Amerikaanse soldaat dat door de zandwegen van Mogadishu werd gesleept, was de animo voor buitenlandse avonturen onder de Amerikaanse bevolking sterk afgenomen. Ook binnen de regering groeide de overtuiging dat humanitaire interventies niet altijd in het nationale belang waren. In het hoofdstuk over Warren Christopher in de bundel American Statesmen betoogt David Jackson dat dit de voornaamste reden was dat de Amerikanen in 1994 in Rwanda de Hutu’s en de Tutsi’s het zelf lieten uitvechten. Die strijd kostte in een paar maanden tijd ongeveer achthonderdduizend mensen het leven. Uiteindelijk kwam Clinton met wat humanitaire hulp over de brug voor de Rwandese vluchtelingen in Zaïre, zoals de Democratische Republiek Congo toen heette. Toen hij in 1998 als eerste Amerikaanse president Afrika bezocht, verontschuldigde hij zich tegenover de regering van Rwanda ervoor dat de internationale gemeenschap de massamoordenaars geen strobreed in de weg had gelegd.
Etnische zuiveringen in Oost-Europa
Inmiddels was Joegoslavië uit elkaar gespat en waren de meeste oude deelstaten verwikkeld in gewelddaden en etnische zuiveringen. Katholieke Kroaten, merendeels islamitische Bosniërs, en Grieks-orthodoxe Serviërs, die eeuwenlang min of meer vreedzaam hadden samengeleefd of langs elkaar heen, werden opeens doodsvijanden. Wee je gebeente wanneer je in een bepaald gebied tot een minderheid behoorde.
Washington vond in eerste instantie dat ruim 45 jaar na afloop van de Tweede Wereldoorlog Europa deze branden in de eigen achtertuin maar zelf moest blussen. Maar de onderlinge verdeeldheid tussen de Europese landen was zo groot dat het vuur bleef woeden. Christopher probeerde zijn Europese bondgenoten ertoe over te halen het wapenembargo dat voor alle strijdende partijen gold, eenzijdig op te heffen voor de Bosnische moslims, die onevenredig werden benadeeld door dat embargo. Maar Europa gaf niet thuis. Uiteindelijk kwam er een strijdmacht van vijftigduizend door de NAVO geleide militairen. Onder hen twintigduizend Amerikanen. Ook de politieke afwikkeling van de Joegoslavische boedelscheiding berustte uiteindelijk bij de Verenigde Staten. In 1995 lukte het Richard Holbrooke, een van Christophers topdiplomaten, om de drie meest betrokken Balkan-leiders net zo lang te ‘gijzelen’ op een luchtmachtbasis in Ohio totdat zij bereid waren een vredesovereenkomst te ondertekenen: de Akkoorden van Dayton. Later schreef Christopher hierover in zijn memoires Chances of a Lifetime: ‘We hebben er onverantwoord lang op vertrouwd dat onze Europese bondgenoten de problemen in Bosnië wel zouden oplossen.’
Tijdens de vier jaar van zijn ministerschap bezocht Christopher veertigmaal het Midden-Oosten. Hij was de stille regisseur achter de handdruk tussen de Israëlische premier Yitzhak Rabin en PLO-leider Yasser Arafat op 13 september 1993 op het gazon van het Witte Huis. Dit alles onder toezicht van president Bill Clinton. Een ander succes vormde het vredesakkoord tussen Israël en Jordanië. Door de moord op Rabin, ruim twee jaar later, verdampte de gemaakte voortgang al gauw.
Verhoudingen met Nederland
Bij het aantreden van Warren Christopher als minister van Buitenlandse Zaken waren de Nederlands-Amerikaanse verhoudingen stroef. Onenigheden over het internationale optreden in het conflict in Bosnië vormden hiervan de belangrijkste oorzaak. Illustratief voor de moeizame relatie op dat moment, was de sterk vertraagde benoeming van een Amerikaanse ambassadeur in Nederland in het voorjaar van 1993. Minister van Buitenlandse Zaken Pieter Kooijmans (CDA) drong er bij zijn Amerikaanse collega op aan de vervulling van deze post met spoed te regelen. De trage reactie van Christopher wekte argwaan bij Kooijmans: ‘Als het nog veel langer duurt, dan zou de vraag kunnen rijzen: waarom kost het zoveel tijd om een ambassadeur te benoemen bij een zo goede bondgenoot als Nederland?’ Het jaar daarop zouden, mede door het gesloten wereldhandelsakkoord en de hervorming van de NAVO, de betrekkingen verbeteren.
Als verdere successen van Christophers ministerschap staan te boek: het terugbrengen van Jean-Bertrand Aristide naar het presidentieel paleis in Port-au-Prince, de hoofdstad van Haïti; de ondertekening van een algeheel verbod op kernproeven; de uitbreiding van het non-proliferatieverdrag; de uitbreiding van de NAVO en het aangaan van diplomatieke betrekkingen met Vietnam.
In het najaar van 1995 boog Christopher zich mede over de benoeming van de nieuwe secretaris-generaal van de NAVO, nadat de Belg Willy Claes was afgetreden als gevolg van een corruptieschandaal. Eén van de kandidaten was oud-premier Ruud Lubbers (CDA). Minister van Buitenlandse Zaken Hans van Mierlo (D66) lobbyde actief bij zijn Amerikaanse ambtgenoot om de post in Nederlandse handen te krijgen. Lubbers kwam op sollicitatiegesprek bij Christopher in Washington en keer zelfverzekerd terug. De steun van de Verenigde Staten als belangrijkste NAVO-lid was onontbeerlijk. Het beslissende telefoontje van Christopher aan Van Mierlo bracht, volkomen onverwacht, slecht nieuws: de Verenigde Staten zouden de benoeming van Lubbers vetoën. De post ging uiteindelijk naar de Spanjaard Javier Solana.
Lubbers was lusteloos en afwezig
De reden van de afwijzing werd nooit officieel bevestigd, maar Christopher gaf zes jaar later in zijn memoires Chances of a Lifetime (2001) een verrassende verklaring. Lubbers zou in het sollicitatiegesprek een lusteloze en afwezige indruk hebben gemaakt. ‘Een uur na ons gesprek had ik moeite om mij een onderwerp voor de geest te halen waarover Lubbers zich ferm had uitgesproken,’ schrijft Christopher. De kwestie bleef de Amerikaans-Nederlandse verhoudingen nog enige tijd belasten. Koningin Beatrix zou tijdens een staatsbezoek aan Clinton, enkele dagen na de benoeming, hebben gezegd zich diep beledigd te hebben gevoeld door de Amerikaanse afwijzing van Lubbers.
Op 7 oktober 1996, in het luchtruim boven Afrika, brak Christopher, bijna 71 jaar oud, met 704.487 mijl het reisrecord voor ministers van Buitenlandse Zaken met één termijn. De bemanning van het Air France-toestel waarin hij op dat moment zat, kwam aanzetten met een grote taart.
Christopher werd, toen Clinton in 1996 zijn herverkiezing had veiliggesteld, niet nog eens minister, maar moest het stokje overgeven aan Madeleine Albright, de eerste vrouw aan het hoofd van het State Department
Hoofd crisisteam Al Gore
In de herfst van het jaar 2000 kwam hij nog eenmaal in de schijnwerpers te staan. De strijd om het presidentschap tussen George W. Bush en Al Gore was in een impasse geëindigd en werd eerst in Florida en later voor het Hooggerechtshof uitgevochten. Bush had James Baker, minister van Buitenlandse Zaken onder zijn vader, aan het hoofd van zijn crisisteam aangewezen. Zijn uitdager Al Gore zocht Warren Christopher aan om het zijne te leiden.
Christopher stierf op 17 maart 2011 in zijn huis in Los Angeles aan de gevolgen van nierkanker.