UvA-student Lennart Bolwijn schreef een masterscriptie over de politieke carrière van Otto Huiswoud (1893-1961), een Surinaamse man die in 1910 in New York verzeild raakte, daar werk zocht, zijn weg vond in socialistische kringen en een rol speelde in het debat over de ‘Negro Question’. Op 7 juni won hij er de tweede prijs in de wedstrijd om de Theodore Roosevelt American History Award 2019 mee.
Hieronder volgt een samenvatting van zijn scriptie.
Vereerd door de tweede prijs die ik mocht ontvangen voor de beste masterscripties Amerikanistiek in Nederland schreef ik deze korte samenvatting van mijn veertigduizend woorden tellende masterscriptie.
In mijn onderzoek heb ik de politieke carrière van Otto Huiswoud (1893-1961) gevolgd, een Surinaamse man die in 1910 in New York verzeild raakte, daar werk zocht en zijn weg vond in socialistische kringen. Aan het eind van de jaren tien van de twintigste eeuw ontstond in de New Yorkse wijk Harlem een militante, zwarte beweging die de geschiedenisboeken in zou gaan als de New Negro of de Harlem Renaissance. Deze beweging was een reactie op het extreem racistische geweld tegen Afro-Amerikanen in de ‘Red Summer’ van 1919.
Amerikaanse geschiedenis:
de beste scriptie
De Theodore Roosevelt American History Award (TRAHA) wordt uitgereikt voor de beste masterscriptie geschreven aan een Nederlandse universiteit over een onderwerp uit de Amerikaanse geschiedenis. De jaarlijkse prijs is een initiatief van het Roosevelt Institute for American Studies (RIAS) in Middelburg en de Netherlands American Studies Association. Elsevier Weekblad is mediapartner van de prijs. Sinds de eerste uitreiking in 1987 zijn meer dan 250 scripties voor de prijs genomineerd.
Sympathieën voor het communisme
De radicale protestkreet van de beweging New Negro uitte zich onder meer in de kunsten, met het gedicht If We Must Die, van de Jamaicaan Claude McKay (1889-1948) als bekend startpunt, maar ook in sterke sympathieën voor het communisme. Het eerdere uitbreken van de Russische Revolutie had veel inwoners van Harlem hoop gegeven op een betere wereld, en in 1919 werd Otto Huiswoud een van de oprichters van de Communist Party of the United States of America (CPUSA).
De dichter Claude McKay is de tweede hoofdpersoon in mijn verhaal, juist omdat hij zo anders is dan Otto Huiswoud. De twee mannen ontmoetten elkaar uiteindelijk niet in Harlem, waar ze beiden woonden, maar in Moskou in 1922, waar ze door de Komintern waren uitgenodigd om te spreken over de zogeheten ‘Negro Question’. Huiswoud sprak over de Amerikaanse traditie om witte en zwarte arbeiders tegen elkaar op te zetten, en Mckay publiceerde het Russisch-talige The Negroes in America, een lange, marxistische analyse van Afro-Amerikaanse uitbuiting, aangevuld met een freudiaanse beschouwing van de rol van seks in het rassenprobleem.
Een beetje een braverik
Door deze publicaties in de bredere context te plaatsen van de New Negro-beweging wordt de veelkleurige rebellie van deze generatie zichtbaar, die zich kenmerkte door een afkeer van de rassenscheiding en toch een sterke expressie van de eigen, zwarte identiteit omarmde. Huiswoud was dan wel een radicale socialist die het systeem omver wilde werpen en zich keihard uitsprak tegen racisme, maar als gedisciplineerd partijlid en bureaucraat was hij ook een beetje een braverik vergeleken bij McKay, de biseksuele bohemien, kunstenaar en avonturier. McKay drukte de gekmakende onderdrukking van zwart Amerika uit in zijn poëzie, maar zocht ook toevlucht tot het hedonisme van Harlems nachtleven, en in drank en de muziek van New Yorks roaring twenties.
Wat ze wel gemeen hadden, was hun Caribische achtergrond. Ze waren beiden een van de vele Afro-Caribische migranten die Harlem gedurende het Interbellum aantrok en de New Negro haar internationale karakter gaven. Mede door de Caribische sympathieën voor het internationale socialisme, werden de banden met antikoloniale bewegingen in Afrika en het Caribisch gebied aangehaald. Harlem was in korte tijd een zwarte wereldstad geworden, het kloppend hart van de Afrikaanse diaspora. Dat dit mozaïek van zwarte identiteiten zich niet in één oplossing voor het racismeprobleem laat persen, zien we in het tweede hoofdstuk over de Black Belt Thesis.
De verkeerde vorm van trots
Samengevat komt dat hierop neer: volgens de theorie van de Russische leiders Vladimir Lenin en Jozef Stalin zou, als de wereldrevolutie eenmaal daar was, elk volk zijn eigen land krijgen en zijn eigen taal mogen spreken. Omdat in bepaalde staten in het Zuiden van de Verenigde Staten de Afro-Amerikanen in de meerderheid waren, zouden zij volgens Lenins heilige geschriften ook een eigen staat moeten krijgen. Deze stelling verdeelde de CPUSA en werd door Stalin en zijn Amerikaanse sympathisanten gebruikt om de Amerikaanse partijleider Jay Lovestone uit de communistische partij te werken. Het werd een jammerlijk politiek steekspel, dat Afro-Amerikanen nauwelijks hielp. In de geschiedenis van de Black Belt Thesis zien we het krankzinnige sektarisme van de communisten in het Interbellum, maar toch vooral het spanningsveld tussen het streven naar verbinding en de behoefte aan eigenheid. Interessant was dat de zwarte communist Harry Haywood (1898-1985), de belangrijkste voorvechter van een onafhankelijke zwarte staat, de kunst over zwarte identiteit veroordeelde. De New Negro was volgens hem dan weer de verkeerde vorm van trots op het eigene, het bourgeois-nationalisme dat de internationale solidariteit vergiftigde. Tja.
Huiswoud was fel tegen het idee van een eigen zwarte staat. Hij schreef een artikel in de internationale communistische pers dat wit en zwart Amerika schouder aan schouder moesten staan in de arbeidersstrijd. Maar uiteindelijk werd hij in 1930 gedwongen om tegenover de Komintern te bekennen dat hij fout zat, iets wat hij zonder slag of stoot deed zolang hij maar in Europa kon gaan werken. Hier wilde hij samen met zijn partner Hermina Huiswoud-Dumont bouwen aan een georganiseerd netwerk van zwarte socialisten, de International Trade Union Committee of Negro Workers (ITUCNW). Hij was bovendien helemaal klaar met de Amerikaanse partij, teleurgesteld dat het na vele jaren inzet maar niet opschoot in de strijd tegen het rassenprobleem. Door de opkomst van het fascisme kreeg de ITUCNW uiteindelijk geen prioriteit en Huiswoud keerde in 1939 terug naar Suriname, mede om gezondheidsredenen.
De Afrikaanse diaspora
Na de Tweede Wereldoorlog vertrok hij naar Amsterdam, waar hij voorzitter werd van Vereniging Ons Suriname, een gezelligheidsvereniging die onder zijn hoede sterk politiseerde en grote Amerikaanse sprekers als W.E.B. Du Bois en James Baldwin ontving. Als wij ons met Huiswoud en McKay door deze politieke en artistieke kringen werken, komen we langs verscheidene vocabulaires en denkwijzen over (anti)racisme die een sterk internationaal karakter hebben, wellicht met een Amerikaans zwaartepunt. Wanneer we uitzoomen van de debatten over de New Negro en de Black Belt Thesis, is de zichtbaarheid van Otto Huiswoud eigenlijk mijn belangrijkste motivatie. Het is een argument over kruisbestuiving, de beweging van ideeën en de dubbelzinnige verbondenheid van de Afrikaanse diaspora met de moderniteit die Paul Gilroy heeft uitgewerkt in zijn canonwerk The Black Atlantic (1990). Waar het discours van de zwarte Atlantische identiteit vooral is gedomineerd door het Engels en het Frans, is het goed om eraan te worden herinnerd dat Nederland hiervan ook deel uitmaakt.
Veel Afro-Caribische Nederlanders weten dit allang, en voor hen kan het verhaal van Otto en Hermina Huiswoud wellicht een inspiratie of punt van herkenning zijn. Voor witte Nederlanders die moeite hebben met het Amerikaanse vocabulaire over racisme, zo ageerde de latere burgemeester van Amsterdam Femke Halsema (GroenLinks) begin 2018 in de Volkskrant tegen ‘white privilege’, hoop ik dat het verhaal van Otto Huiswoud meer kan betekenen. Natuurlijk is Amerika geen Nederland en verschillen onze racismeproblemen, maar laten we niet doen alsof Nederland niet ruim 600.000 mensen als slaven op de boot heeft gezet, wat een cruciale rol speelde in de mentale constructie van ‘wit’ en ‘zwart’. De Amerikanisering verdient uiteraard een kritische benadering, maar waarom zouden we ons racismedebat in quarantaine mogen houden?*
*Een tekortkoming van mijn onderzoek is dat Otto’s partner Hermina onderbelicht blijft. Dit had onder meer te maken met de bronnen die ik voor handen had, maar het goede nieuws is dat er nog meer ruimte is voor toekomstige studenten en onderzoekers. Voor iedereen die meer over het koppel Otto en Hermina Huiswoud wil weten, kan ik een bezoek aan The Black Archives in Amsterdam-Oost zeer aanraden.