Met aanslag op Trump en acceptatie geweld keert Amerika terug naar 1968

Donald Trump na de moordaanslag. Foto: Beeld: Artem Priakhin/SOPA Images/Sipa USA

Ternauwernood is presidentskandidaat Donald Trump aan de dood ontsnapt. De moordaanslag op de Republikein toont hoe broos de Amerikaanse maatschappij is. Het geloof in instituties en elkaar is weg, goedkeuring van politiek geweld is in opmars, schrijft Victor Pak.

Even na 6 uur ’s avonds klinken schoten bij een campagnebijeenkomst van Donald Trump. In Butler, Pennsylvania raakt een kogel Trump aan zijn rechteroor. Een toeschouwer sterft door de moordaanslag, gepleegd door de twintigjarige Thomas Matthew Crooks. Vanaf een dak vuurde hij zijn schoten af. De politie doodt hem.

De aanslag op Trump is het voorlopige dieptepunt van de maatschappelijke onrust in de Verenigde Staten, in een jaar dat wordt getekend door een roerige verkiezingsstrijd en bij vlagen gewelddadige universiteitsprotesten tegen de oorlog tussen Hamas en Israël.

Echo’s uit 1968

Zo klinken in 2024 echo’s uit 1968, toen de Amerikaanse maatschappij in brand stond. President Lyndon B. Johnson verloor zijn greep op de macht en staakte zijn herverkiezingscampagne. Gewelddadige protesten tegen de Vietnamoorlog domineerden het straatbeeld. Burgerrechtenactivist Martin Luther King werd vermoord, net als Democratisch presidentskandidaat Robert F. Kennedy.

De Amerikanen wisten die klappen en verdeeldheid te boven te komen. De vraag is of zij daar nu toe in staat zijn. Instituties zijn hun gezag kwijt, en steeds meer Amerikanen steunen geweld tegen politici en overheid.

Verontrustende cijfers

Een kwart van de Amerikanen was het eind 2023 eens met de stelling dat ‘het land zo verdwaald is, dat echte patriotten geweld moeten inzetten om het land te redden’. Nog altijd is een grote meerderheid tegen politiek geweld, maar de trend is zorgwekkend. Bij een peiling in 2022 zei 62 procent dat geweld tegen de overheid nooit is te rechtvaardigen, in de jaren negentig was dat nog 90 procent.

Net zo’n daling is te zien als het gaat om het vertrouwen in instituties. Slechts 22 procent van de Amerikanen vertrouwt de overheid, het laagste percentage in zeventig jaar. Driekwart geeft aan negatief te denken over het Congres, de eigen volksvertegenwoordiging. Het Hooggerechtshof en het presidentschap waren nog nooit zo impopulair onder burgers.

Ook in elkaar zijn Amerikanen het geloof kwijt. Nog maar iets meer dan de helft geeft aan dat zij met elkaar in het democratische systeem goede keuzes maken. Vlak na de aanslagen van 11 september 2001 was dat nog 78 procent, en in de jaren zeventig meer dan 80 procent.

Pessimistisch beeld

Deze cijfers schetsen een stevig pessimistisch beeld van de Amerikaanse maatschappij. Net als in 1968 voelt het voor veel Amerikanen alsof het land versplinterde door alle bitterheid en onvrede. Al doofde de maatschappelijke onrust toentertijd niet direct – ook het presidentschap van Richard Nixon verliep uiterst roerig, en eindigde met zijn aftreden in 1974 – kwamen de Verenigde Staten uiteindelijk weer bijeen.

De rafels van 1968 werden in de jaren zeventig afgehecht. Het is te hopen dat de Amerikanen ook nu nog krachtig genoeg zijn om dat te bereiken.

Schrijf u in voor onze Amerika-nieuwsbrief

Blijf altijd op de hoogte van de laatste ontwikkelingen in Washington D.C. en de Verenigde Staten met de gratis nieuwsbrief American Dreamers.