De Amerikaanse diplomaat George Frost Kennan beschreef en beleefde de twintigste eeuw, en de Koude Oorlog in het bijzonder, als geen ander.
Onlangs nodigde VVD-coryfee Frits Bolkestein mij uit voor de lunch, voornamelijk om over de eminente Amerikaan George Kennan te spreken. In mijn boek Het Badpak van Mevrouw Bos is het langste hoofdstuk gewijd aan mijn ontmoeting in 1996 met deze diplomaat/geleerde/schrijver op de universiteit van Princeton.
Wie gearmd met de toen slecht ter been zijnde Kennan door de straten van Princeton loopt, wandelt met iemand, zo schrijf ik, die de geschiedenis van de twintigste eeuw zowel heeft geschreven als beschreven. Dit is de man die halverwege de vorige eeuw riskante besprekingen met Sovjetleider Josef Stalin voerde en die in 1947 als diplomaat het naar zijn minister vernoemde Marshallplan voor hulp aan het ontredderde Europa ontwierp.
Kennan was het brein achter de containment policy
Kennans grootste roem oogstte hij met het concipiëren van de zogenoemde indammingspolitiek (containment policy) tegenover de Sovjet-Unie. Kennan had een levenslange fascinatie voor alles wat Russisch was. Hij was drie keer en poste in Moskou, de laatste keer als ambassadeur. Hij zag niets in de oprichting van de NAVO. Daarvan zouden de Europeanen op defensiegebied maar veel te lui worden.
Na zijn eerste plaatsing in Hamburg in 1927 besloot het State Department dat deze met de hakken over de sloot toegelaten jonge ambtenaar zich in Berlijn aan het bestuderen van de Sovjet-Unie mocht wijden. Toen William Bullitt in 1933, nadat Washington de Sovjet-Unie had erkend, als eerste Amerikaanse ambassadeur naar Moskou werd gestuurd, reisde Kennan als zijn secretaris met hem mee. Tijdens het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was Kennan terug in Berlijn.
Uit zijn in verbluffende stijl geschreven boek Sketches From a Life (Een leven in schetsen) blijkt een groot literair talent, ook voor de beschrijving van het kleine leven. Medio juni 1940 werd Kennan door zijn ambassadeur in Berlijn naar de Amerikaanse ambassade in Den Haag gestuurd om uit te zoeken waarom die telefonisch was afgesloten. Kennan maakte bijna overal waar hij voor zijn werk moest zijn lange wandelingen voor zijn genoegen.
Zie hier een paar observaties over de huizen in Den Haag, een maand na de Duitse inval: ‘Ze straalden zo’n overweldigende vormelijkheid uit dat ik alleen maar generaties voor me kon zien die op theevisite kwamen, terwijl hun maatschappelijke kwalificaties door de koele achterdochtige blikken van het huispersoneel werden gewogen. Dit was kennelijk een land waar een volwassene die het pad van het plezier bewandelde geen aanspraak kon maken op warmte of vergiffenis of tederheid. Maar het was wel degelijk een beschaving.’
In het communisme heeft Kennan nooit iets gezien, maar voor gewone communisten kon hij soms sympathie opbrengen. Zoals bij een optocht in Hamburg in 1927: ‘Het was de eerste communistische manifestatie die ik ooit zag. De mensen droegen de beste kleren die ze hadden. Ze luisterden naar tamboerkorpsen en kochten ansichtkaarten van Sacco en Vanzetti. Het waren havenarbeiders, mannen van de brouwerswagens, technici van de tram enzovoort. Ze liepen daar in de regen onder hun pathetische banieren. Ik moest er opeens aan denken wat zij al die andere dagen van het jaar deden. Ze waren niet in het minst agressief, die kleine mensen van Hamburg. Ik kreeg sterk dat kleiner Mann was nun-gevoel. Ik had medelijden met hen, vond dat ze misleid werden, maar dat zij hun dag zeker verdienden.’
Dronken op bezoek bij Stalin
Er waren ook minder vredige ogenblikken.
Kennans angstigste moment in Moskou dateert uit 1946: ‘Dat was met een delegatie uit het Amerikaanse Congres. Ik zou die mensen bij een metrostation ophalen en dan naar Stalin brengen. De Russen hadden hen dronken gevoerd. Een paar Congresleden zwiepten stomdronken mijn auto binnen. “Who is this guy Stalin anyway?” hoorde ik één van hen op de achterbank lallen. Binnen de muren van het Kremlin gekomen, wilde een van hen zelfs op eigen houtje uitstappen. Daar stond ongeveer de doodstraf op. In Stalins kantoor aangekomen klapwiekten mijn landgenoten naar hun stoelen. “En als ik hem nu eens een dreun op zijn neus zou verkopen,” hoorde ik iemand zeggen. Het was een levensgevaarlijke situatie. Ik wist dat overal, onzichtbaar opgesteld, geweerlopen de kamer in staken en dat de wacht niet zou aarzelen om te schieten als iemand een onverhoedse beweging in de richting van Stalin maakte. Gelukkig was er een Afgevaardigde uit Florida die enigszins bij zijn positieven was. Samen met hem heb ik toen maar de conversatie met Stalin gevoerd.’
Deze ervaring had Kennan gesterkt in zijn overtuiging dat directe contacten van mens tot mens in de internationale betrekkingen slechts een beperkte waarde hebben.
George Kennan: een vormloze geest van een andere planeet
Toen wij in het schemerduister het park van Princeton uitliepen, kwam een ander door Kennan beschreven park in de herinnering boven. Het was het Park van Cultuur en Rust in Moskou waar de schrijver op een zomeravond – vrijwel net zo gekleed als de anderen – een wandeling maakt. Hij schrijft dan: ‘Als de andere mensen zouden weten wie ik was, zou de schrik hun om het hart slaan. Want het zou voor elk van hen gevaarlijk zijn om ook maar de luchtigste conversatie met mij te voeren. Dus wandel ik in deze menigte, ik kijk naar ze, ik luister naar hen; in zekere zin vlakbij, maar aan de andere kant ook weer zo vreselijk ver weg. Ik zie, maar ik word niet gezien. Ik hoor de mensen, maar niemand hoort mij. Ik troost me met de gedachte dat ik een vormloze geest van een andere planeet ben, die hier tussen dit leven mag ronddwalen, maar daaraan nooit mag deelnemen, niet mee kan communiceren. Altijd in de nabijheid van dat leven, maar nooit een deel daarvan.’
Wilt u wekelijks het laatste nieuws over Amerika ontvangen? Meld u dan aan voor onze nieuwsbrief van American Dreamers!