Amerikanen zijn in mineur over de economie. De Democraten vinden dat president Joe Biden te weinig krediet krijgt, en negeren de negatieve stemming. Een grote misser, schrijft Victor Pak.
Het is een modewoord onder Amerikaanse economen: de vibe economy, de gevoelsmatige economie. Hoe positief de statistieken ook zijn, kiezers denken dat het economisch slecht gaat.
In een recente peiling van The Guardian zegt een kleine meerderheid van de Amerikanen dat de economie krimpt (55 procent) en een recessie doormaakt (56 procent). Volgens 49 procent staat aandelenbeurs S&P 500 dit jaar in de min en is het werkloosheidscijfer het hoogst in vijftig jaar.
Allemaal onwaar. De economie groeide in het eerste kwartaal van dit jaar met 1,6 procent, van een recessie is geen sprake. De beurs staat in de plus, het werkloosheidspercentage is slechts 3,8.
Toch doen gevoelens van kiezers over de economie ertoe. Uit peilingen blijkt heimwee naar oud-president Donald Trump. Volgens velen ging de Republikein beter om met de economie en inflatie dan Biden.
Biden negeert de peilingen
Bij de Democraten zouden alle alarmbellen moeten rinkelen. Sinds 1900 werd slechts één keer een president herkozen na een recessie in de twee jaar voor de verkiezingen.
Opnieuw geldt Bill Clintons campagnekreet‘It’s the economy, stupid’: het gaat kiezers om de economie. In een peiling van Pew Research gaven de Amerikanen nog eens aan dat het versterken van de economie een politieke prioriteit moet zijn.
Toch negeert Bidens campagneteam deze signalen. Tegen The New Yorker zei topadviseur Simon Rosenberg dat hij de achterstand in de peilingen nauwelijks serieus neemt. Met die mentaliteit begaan de Democraten een grote misser. Door campagne te voeren alsof ze aan de winnende hand zijn, onderschatten ze de gevoelens van kiezers en hun Trump-heimwee.
Kiezers om de oren slaan met feiten over economie, sorteert nog geen effect. Maar de ogen dan maar sluiten voor de negatieve peilingen, is ook geen oplossing. Tenminste, niet als je het Witte Huis wilt behouden.