Bij luchtaanvallen door het Russische leger zijn op maandagnacht 23 doden gevallen in Idlib, in het noordwesten van Syrië. De aanval was het grootste bombardement sinds de gedeeltelijke wapenstilstand in februari.
Idlib wordt bezet door verschillende rebellengroepen, waaronder Al-Nusra, dat aan al-Qa’ida is gelieerd. De laatste aanval van de Russen bewijst volgens het Syrische Observatorium voor de Mensenrechten (SOM) dat het leger van Vladimir Poetin zich lang niet alleen bezig houdt met de strijd tegen Islamitische Staat (IS).
Burgers
Afshin Ellian: ‘Waarom de Russen IS met wortel en tak zullen uitroeien’
Volgens het SOM zijn de afgelopen acht maanden bijna 2.100 Syrische burgers omgekomen, en meer dan 2.270 IS-leden. Daarnaast werden meer bijna 2.00 rebellen gedood, waaronder leden van Al-Nusra en andere islamitische terreurgroepen. In totaal hebben de Russen sinds september vorig jaar duizenden burgers en jihadisten gedood, waarvan vijfhonderd kinderen.
‘Rusland, dat deel uitmaakt van de veiligheidsraad van de Verenigde Naties, is een belangrijke speler die dagelijks Syrische burgers vermoord, met het bestrijden van IS als excuus,’ zegt het SOM. De organisatie zegt dat Rusland zich schuldig maakt aan ‘aanhoudende misdrijven tegen het volk van Syrië, die worden verzwegen door de VN’.
Doelwit
Lees ook: ‘Wat gebeurde er met Russische helikopters in Syrië?’
In september vorig jaar begon Rusland met militaire actie in Syrië. Poetin is de belangrijkste bondgenoot van de Syrische president Bashar al-Assad. Hoewel het leger zich vooral zou richten op de strijd tegen IS en andere terreurgroepen, werden de Russen er al snel van beschuldigd ook ‘gematigde’ rebellengroepen aan te vallen. Poetin ziet ‘alle terroristen als doelwit’, en zou ook groepen hebben gebombardeerd die door westerse landen worden gesteund.
De Russen en de Amerikanen ruziën tijdens het vredesoverleg ook regelmatig over de rol van Assad. De Verenigde Staten willen dat de voormalig alleenheerser aftreedt, maar daar wil Poetin niets van weten.