Verscheidene landen in Europa, waaronder Nederland, proberen zich in allerijl te verdedigen tegen mogelijke cyberaanvallen op politieke doelwitten. Inlichtingenexperts noemen het schromelijk laat.
Russische cyberaanvallen zijn aan de orde van de dag, door mogelijke inmenging in de Amerikaanse verkiezingsrace tussen Hillary Clinton en Donald Trump. Met een reeks Europese verkiezingen in het vizier – in Nederland, Frankrijk en Duitsland – maken ook politici in Europa zich zorgen over het gevaar van hacks.
Campagnes om desinformatie te verspreiden
Bondskanselier Angela Merkel waarschuwde expliciet dat de Russen ‘een rol kunnen spelen in de verkiezingscampagne’. Officials van de Europese Unie zeggen tegen persbureau Reuters dat ‘desinformatiecampagnes elke keer plaatshebben bij verkiezingen die van belang zijn voor het Kremlin’. Een van de officials noemt het Oekraïne-referendum in Nederland als voorbeeld, zonder met bewijzen te komen.
Is het moeilijk om Nederlandse politici te hacken? Niet echt, zo bleek uit deze actie van RTL Nieuws>
Tegenmaatregelen
En dus komen Europese landen, in sommige gevallen met hulp van de NAVO, in allerijl met speciale centra. Daar wordt ‘nepnieuws’ geïdentificeerd, worden Russische sociale media gevolgd, net als extreem rechtse en linkse groepen. Tegelijkertijd moeten de verdedigingsmuren worden verhoogd, zodat belangrijke websites en accounts niet kunnen worden gehackt.
De Europese Unie breidt hun cyber defense kantoor – waar nu dertig mensen werken – uit, terwijl Frankrijk en Duitsland zo’n kantoor onlangs hebben opgericht. In landen als Tsjechië, en Nederland komen er speciale teams om politici te helpen bij het afschermen van hun online accounts.
‘Beter laat dan nooit’
Nogal laat, vindt de onafhankelijke organisatie Deutsche Gesellschaft für Auswärtige Politik. ‘Er is een combinatie van activiteiten die noch de inlichtingendiensten noch de politici helemaal begrijpen en kunnen categoriseren.’ De Letse inlichtingendienst zegt dat ‘de oorlog eigenlijk al jarenlang bezig is’.
Over de aanpak van cyberdreigingen lopen de meningen uiteen. Bij de EU zou ‘Russische interventie’ weinig prioriteit hebben, ondanks een oproep van een reeks EU-landen (Litouwen, Letland, Estland en Denemarken) om Russische ‘propaganda’ tegen te gaan door eigen Russischtalige nieuwsmedia te creëren. In Duitsland is er kritiek op pogingen om te bepalen van ‘nepnieuws’ is, omdat dit de vrijheid van meningsuiting zou kunnen inperken.