Een bedrijf mag vrouwelijke werknemers verbieden een hoofddoek te dragen op de werkvloer. Als het bedrijf een reglement hanteert waarin staat dat zichtbare politieke, filosofische of religieuze symbolen niet zijn toegestaan, wordt zo’n verbod niet als discriminatie gezien.
Dat oordeelt het Europees Hof van Justitie dinsdag.
Het Hof volgt hiermee het advies van advocaat-generaal Juliane Kokott van vorig jaar, in een zaak waarbij een Belgische werknemer een zaak aanspande tegen het beveiligingsbedrijf G4S.
Receptioniste
Volgens Kokott is een hoofddoekverbod legitiem als een bedrijf religieuze neutraliteit wil uitstralen. Het Hof is het met die lezing eens, vooral wanneer het geldt voor werknemers die contact hebben met klanten.
De moslima Samira Achbita spande de zaak aan. Zij werkte als receptioniste bij het Belgische bedrijf G4S. Drie jaar nadat zij in dienst trad, wilde zij een hoofddoek gaan dragen, maar werd vervolgens ontslagen. Het bedrijf wil niet dat het personeel ‘zichtbare religieuze, politieke of filosofische tekenen’ draagt.
Lees ookAfshin Ellian: ‘Integratie moet zich voltrekken in het hoofd van een migrant’
Achbita kreeg steun van het Belgische antidiscriminatiecentrum en eiste een schadevergoeding bij de Belgische rechter. De rechters wezen haar verzoek af, zowel in eerste aanleg als in beroep, om toch een hoofddoek te mogen dragen.
Indirect
Het Belgische Hof van Cassatie verwees de kwestie door naar het Europees Hof in Luxemburg. De rechters van het Hof volgen het advies van de advocaat-generaal doorgaans op.
Er is hier geen sprake van discriminatie, aldus Kokott in mei. De regels van G4S zijn namelijk niet gericht op één bepaalde godsdienst of strekking. Kokott erkent dat het indirect discriminerend kan werken, maar als het bedrijf neutraal wil blijven naar klanten, kan dat gerechtvaardigd zijn.