Eind mei voltooit Hongarije een tweede hek langs de zuidgrens met Servië. Het land bereidt zich voor op een nieuwe vluchtelingenstroom uit Turkije.
Volgens de Hongaarse premier Viktor Orbán kan er niet alleen op Turkije worden gerekend om de vluchtelingen tegen te houden. ‘Het is niet verstandig onze veiligheid in handen van de Turken te geven en hen tegelijkertijd te kritiseren omdat ze niet democratisch genoeg zijn,’ aldus Orbán.
Extra barrière
Op de 175 kilometer lange grens die Hongarije deelt met Servië staat al een hek. Het tweede hek werpt een extra barrière op. János Lázár, Orbáns veiligheidsadviseur, zegt dat het nieuwe hek hard nodig is. Dit jaar probeerden al 1.142 personen Hongarije illegaal binnen te komen. Migranten die erin slagen Hongarije te bereiken, worden tijdelijk gehuisvest in vluchtelingenkampen en kunnen zich niet vrij door het land bewegen. Het hek kost zo’n 120 miljoen euro en wordt deels gebouwd door gedetineerden.
Orbán ziet de migratiestromen als een van de grootste bedreigingen voor de Europese Unie. Mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch beschouwt Orbáns maatregelen als buitensporig en diende eind februari een klacht in bij EU-migratiecommissaris Dimitri Avramopoulos.
Human Rights Watch stelt dat Hongarije te weinig migranten toelaat. Ook het gebruik van scheermesdraad aan de grens noemt de organisatie ‘onmenselijk’.
Frontlinie van de migratiecrisis
In 2015 stond Hongarije aan de frontlinie van de migratiecrisis. In dat jaar trokken 400.000 migranten door het land op weg naar West-Europa. Sinds de bouw van het eerste hek is het aantal migranten dat door het land trekt, substantieel afgenomen.