Dit doet Irak met vrouwen en kinderen van IS-terroristen

Archiefbeeld van vrouwen en kinderen die de gevechten in Mosul ontvluchten - Foto: AFP

De Iraakse autoriteiten zitten met vrouwen en kinderen van terroristen van Islamitische Staat (IS) in hun maag. Volgens de regering in Bagdad is het lastig om de veiligheid te garanderen als ze in een detentiecentrum in het noorden van Irak blijven zitten, en kiest er daarom voor om ze te verplaatsen.

Ze worden overgebracht naar een zwaarbeveiligde gevangenis in Bagdad, meldt persbureau Reuters.

Vrouwen en kinderen zitten sinds eind augustus vast

Het zou gaan om meer dan 800 – voornamelijk buitenlandse – vrouwen en kinderen. Ze komen onder meer uit Turkije, Europa en voormalige Sovjet-landen, aldus Mohammed al-Bayati, hoofd van de veiligheidsraad in Mosul (het recentelijk gevallen IS-bolwerk in Irak).

Zo’n 700 vrouwen en kinderen zouden daarnaast nog verblijven in een centrum in Tal Keif, een dorp in het noorden van Irak.

De meeste gezinnen van IS-strijders zitten al in de gevangenis sinds eind augustus, toen het Iraakse regeringsleger de terreurbeweging uit Tal Afar wist te verdrijven. Dat gold als een van de laatste bolwerken in Irak.

Aantal gevangen gezinnen stijgt nu IS verder is verdreven

De aantallen zouden daarna zijn gestegen, aangezien steeds meer buitenlandse IS-terroristen zich vrijwillig hebben overgegeven, of gevangen zijn genomen. De Iraakse regering is een aantal dagen geleden begonnen met de grootschalige verhuizing van gezinnen. Het doel is om alle buitenlanders met IS-banden binnen de komende dagen naar Bagdad te verplaatsen.

Ook is de regering nog in dubio over wat te doen met de vrouwen en kinderen. NGOs maken zich zorgen over het lot van de vrouwen en kinderen, nadat de eerste 1.300 van hen zonder waarschuwing werden verplaatst. Strafrechtelijke vervolging is een optie, maar de regering twijfelt daarnaast ook over repatriatie. De bedoeling is in ieder geval wel om op de een of andere manier een einde te maken aan hun aanhoudende gevangenschap.