Julio Poch (65) is woensdag vrijgesproken van betrokkenheid bij de zogenoemde dodenvluchten in Argentinië. Dat gebeurde tijdens het Videla-regime (1976- 1983).
Een federale rechtbank in Buenos Aires oordeelde woensdag dat er onvoldoende bewijs is tegen Poch. Aanklagers hadden levenslang tegen de ex-Transaviapiloot geëist. Pochs advocaat Geert-Jan Knoops noemde die eis ‘verbijsterend’ omdat er volgens hem geen aantoonbaar bewijs is. Volgens hem is het een politieke eis die weinig met recht te maken heeft.
Poch woonde voor arrestatie al jaren in Nederland
De aanklagers verwijten Poch dat hij eind jaren zeventig, begin jaren tachtig vluchten uitvoerde waarbij tegenstanders van de toenmalige dictatuur vanuit vliegtuigen in zee werden gegooid. Dat gebeurde vanuit de marineschool (ESMA) in Buenos Aires. De inmiddels 65-jarige Poch werd in 2009 in Spanje, vlak voor zijn pensionering, opgepakt op het vliegveld van Valencia. Hij woonde al jaren met zijn vrouw en kinderen in Nederland.
Spanje leverde hem uit aan Argentinië. Sindsdien zit hij daar vast. Poch heeft altijd gezegd dat hij onschuldig is, maar de zaak kwam aan het rollen door eigen toedoen.
Tijdens een etentje met collega-piloten in 2003 op Bali zou hij zijn betrokkenheid bij dodenvluchten kenbaar hebben gemaakt. In een stevige discussie zegt Poch op zeker ogenblik: ‘We threw them in the sea’. Twee collega’s die dat horen, kaarten dit verhaal aan bij Transavia, hun werkgever (en ook die van Poch). Nadat er aangifte was gedaan, droeg Nederland de zaak over aan Argentinië. Op verzoek van dat land werd Poch in 2009 in Spanje in de kraag gevat. Net na zijn afscheidsvlucht.