Diverse Aziatische landen zetten een arsenaal aan digitale middelen in tegen de verspreiding van het coronavirus. Sommige overheden doen dit door elke stap van hun burgers in de gaten te houden, andere doen hun best om rekening te houden met de privacy. Wat werkt? En wat staat Nederland te wachten als ook hier een corona-app wordt gelanceerd?
Hoewel Singapore aanvankelijk de grootste brandhaard was van COVID-19 buiten China, bleef het aantal besmettingen steken op amper 1.500. Er stierven slechts zes van de 5,7 miljoen inwoners. Dat is te danken aan digitaal speurwerk en snelle isolatie van de besmette personen.
Meteen na de uitbraak werden bezoekers uit China tegengehouden en getest, onder meer door op de luchthaven hun temperatuur te meten. En Singapore zette 140 contact tracers in: functionarissen die in samenwerking met de politie de gangen van besmette personen precies nagaan en degenen opsporen die mogelijk zijn geïnfecteerd.
In Singapore is de traceerapp niet verplicht, vanwege de privacy
De meeste aandacht krijgt de traceerapp die is ontwikkeld door de overheid in Singapore, TraceTogether. Deze app staat model voor veel Europese digitale initiatieven en maakt via bluetooth voortdurend contact met andere gebruikers van de app. Als wordt vastgesteld dat een app-gebruiker is besmet met het virus, worden diens contactgegevens doorgespeeld naar de contact tracers. Die informeren vervolgens de mensen die blijkens de app in contact zijn geweest met de geïnfecteerde persoon. De autoriteiten hebben het, met het oog op de privacy, niet verplicht gesteld om de app te downloaden.
Sinds de lancering van TraceTogether gebruikt minder dan 20 procent van de Singaporezen de app. Hoewel deze app in Europa wordt gekopieerd om de verspreiding van corona tegen te gaan, is het slechts een van de maatregelen die het beleid in Singapore succesvol maken. Ook nauwkeurige andere traceermethodes en de grote bereidheid onder burgers om zich te houden aan de hygiënische voorschriften spelen een rol.
Afstand nog altijd het beste wapen
En dan nog moest premier Lee Hsien Loong begin april toegeven dat de autoriteiten slechts van de helft van het aantal besmette personen weten waar en van wie ze het virus hebben opgelopen. Toen het aantal besmettingen in de Aziatische stadsstaat onlangs opnieuw steeg, gooide Lee zijn land weer op slot, tot begin mei. Hij benadrukte dat het vermijden van fysiek contact nog altijd het beste wapen is.
Volgens Clingendael-onderzoeker Maaike Okano-Heijmans (42) is er in Azië weinig discussie over de vraag of al dit digitale toezicht de vrijheden en rechten van burgers aantast. ‘In Aziatische landen hebben ze een andere kijk op privacy. Natuurlijk gaat het ook om de burger, maar technologie wordt er meer dan hier gezien als een kans.’