President Ignazio Visco van de Italiaanse Centrale Bank presenteerde vrijdag 29 mei het jaarrapport over 2019. In zijn begeleidende toespraak keek hij ook naar 2020 en de gevolgen van de lockdown ter bestrijding van het corona-virus. Volgens Visco helpen transfers van Noord-Europa naar landen in het Zuiden met hoge staatsschulden niet, en zijn in het Zuiden structurele hervormingen nodig. Daarmee onderschrijft hij het Europa-breed gelezen EW-omslagverhaal ‘Geen stuiver meer naar Zuid-Europa’, schrijft Jelte Wiersma.
Italië is rijk (EW). Wat zegt Visco?
Visco zegt dat Italië sinds 2012 hoge handelsoverschotten heeft geboekt. Het exporteert meer dan het importeert en houdt dus geld over. Italiaanse huishoudens hebben volgens hem 8,1 keer hun jaarinkomen aan vermogen, hoger dan het gemiddelde van 7,3 in de eurozone. En de schulden van de Italianen zijn laag, met gemiddeld 62 procent van hun jaarinkomen. Dat is gemiddeld 95 procent in de eurozone.
Hij noemt specifiek Nederland waar de schuld van huishoudens 200 procent bedraagt, het hoogste in de eurozone. Ook hebben Italiaanse bedrijven weinig schuld: in totaal 68 procent van het Italiaanse nationale inkomen. In Frankrijk en Nederland ligt dat op meer dan 150 procent, zegt Visco. De hele privésector in Italië – inclusief zelfstandigen – heeft een schuld van 110 procent van het nationaal inkomen, 50 procent lager dan gemiddeld in de eurozone.
EW meldde dat de Italiaanse staatsschuld eenvoudig kan worden verlaagd als privéschulden worden verhoogd. Steun uit het Noorden is dus niet nodig. Hoe kijk Visco hier tegenaan?
De bankpresident zegt dat er een schulden-disbalans is in Italië. De staat heeft teveel schuld die duur is om te financieren, terwijl kapitaalkrachtige burgers en bedrijven te weinig uitgeven. Door de hoge staatsschuld kan de staat niet investeren in onderwijs, 5G en andere pijlers om de verdiencapaciteit van de economie te vergroten.
Andersom zit veel kapitaal ‘vast’ bij Italiaanse bedrijven en huishoudens dat niet wordt geïnvesteerd. Hun pessimisme over de toekomst leidt tot het uitblijven van investeringen en consumptie. En dat remt weer de groei. Zo ontstaat nog meer pessimisme. Het is een vicieuze cirkel, terwijl er geld genoeg is.
Wat beveelt Visco aan?
Hij zegt dat Italië eindelijk structurele problemen moet oplssen om de ambitie van een jaarlijkse groei van 1,5 procent te realiseren. Dat moet gebeuren door te investeren in digitale infrastructuur – slechts één op de vijf Italiaanse huishoudens heeft breedbandinternet. Daarmee staat het slechts negentiende op de ranglijst van 27 EU-landen. En Italianen moeten meer studeren.
Italië staat in de EU twee na laatste wat betreft het volgen van een opleiding na de middelbare school. En het heeft de nummer 1-positie als het gaat om jongeren tussen de 15 en 29 die niet werken of studeren.
Ook investeert Italië nauwelijks in onderzoek en ontwikkeling: 0,9 procent van het nationaal inkomen per jaar. In OECD-landen is dat gemiddeld 1,7 procent. Aan universitair onderwijs geeft Italië de helft uit van het EU-gemiddelde.
Hoe moet dat volgens hem worden betaald?
Niet door het Noorden. Visco vindt de voorstellen van de Europese Commissie om 750 miljard euro uit te geven te prijzen, maar zegt dat transfers alleen tijdelijk kunnen zijn. Hij legt de nadruk op hervorming van de Italiaanse staatsfinanciën. Uitgaven aan onderzoek en innovatie, onderwijs en infrastructuur moeten omhoog.
Om dit te financieren zegt hij dat slim gebruik moet worden gemaakt van bestaande (EU- en euro)fondsen en dat eindelijk belastingen moeten worden geheven in de grote zwarte economie in Italië. Hij wil ook hervorming van de welvaartsstaat. Deze maatregelen maken volgens hem dat de financiële markten meer vertrouwen krijgen in de verdiencapaciteit van het land en dat zo de rentes op de staatsschuld zullen dalen.
Visco hamert erop dat deze investeringen en hervormingen al lang hadden moeten worden gedaan en dat Italië lijdt onder achterstallig onderhoud terwijl de fundamenten van de economie – exportsurplus, weinig privé- en bedrijfsschulden en een primair overschot op de begroting (na rentebetalingen) – positief zijn.
Visco staat met zijn aanbevelingen in een lange Italiaanse traditie waarin technocraten weten wat nodig is, maar politici geen hervormingen doorvoeren. Visco’s voorganger Mario Draghi, tot vorig jaar president van de Europese Centrale Bank, deed telkens dezelfde aanbevelingen. Net als de Europese Commissie én de in Italië verguisde regering-Rutte III.