Formeren kun je leren: hoe doen ze het in het buitenland?

Rutte III op het bordes Foto: ANP

De formatie van de nieuwe regering sleept zich voort. Vermoedelijk pas vanaf half augustus wordt er echt onderhandeld over een nieuw kabinet. Tot die tijd schrijven Mark Rutte (VVD) en Sigrid Kaag (D66) aan een proeve van een Regeerakkoord. De bordesfoto gaat dus nog wel even duren. Gaat de wisseling van de macht in andere landen sneller?

1. Israël

Het was BoerBurgerBeweging-Kamerlid Caroline van der Plas die Israël als gidsland opperde tijdens het formatiedebat op 23 juni. Op het eerste oog een merkwaardige suggestie: het land ging de afgelopen twee jaar liefst vier keer naar de stembus, doordat een regering niet tot stand kwam of zeer instabiel bleek.

Toch zouden de Israëlische regels de Nederlandse politici een duwtje in de rug kunnen geven. Binnen zeven dagen na de Israëlische parlementsverkiezingen geeft de president aan één van de honderdtwintig verkozen parlementariërs de opdracht om binnen 28 dagen een kabinet te vormen. Meestal krijgt de leider van de grootste partij die taak toebedeeld. Als er na 28 dagen geen resultaat is, kan de opdracht worden verlengd met maximaal 14 dagen per keer.

Hoe het systeem werkt, bleek na de afgelopen verkiezingen medio maart. De Likoed-partij van toenmalig premier Benjamin Netanyahu werd de grootste en hij kreeg als eerste de opdracht om een regering te vormen, maar slaagde daar niet in binnen de gestelde termijn. Zijn opponent Yair Lapid van het centrum-linkse Yesh Atid kreeg daarna de opdracht en vormde wel een regering: van verkiezing tot regering had hij zo’n tweeënhalve maand nodig. Lukt het vormen van een regering onverhoopt niet, dan kan het parlement zichzelf ontbinden en nieuwe verkiezingen uitschrijven.

2. België

Regerend wereldkampioen formeren is België. Na verkiezingen in 2010 duurde het zo’n anderhalf jaar voordat er een nieuwe regering was: om precies te zijn 541 dagen. Dat de Belgen net als de Nederlanders lang kunnen formeren, heeft er ook mee te maken dat hun politieke stelsel de nodige overlap heeft met het Nederlandse. Al hebben de Belgen hun staatshoofd niet gedumpt bij de formatie.

Na de verkiezingen ontvangt de Koning de leiders van de verkozen partijen en stelt daarna een informateur aan die onderzoek doet naar mogelijke regeringscoalities. Tijdens dat onderzoek brengen de informateurs tussentijds verslag uit aan de Koning, die hun mandaat kan verlengen als dat nodig is.

Na een slotrapport van de informateur kan de Koning een formateur aanstellen om met specifieke partijen tot een Regeerakkoord te komen. De formateur is vaak de beoogde eerste minister (de Belgische premier). Als het akkoord rond is en de ministers zijn voorgedragen, kan de Koning de nieuwe regering benoemen voor een periode van maximaal vijf jaar.

3. Duitsland

In september gaat Duitsland naar de stembus om een nieuw parlement te kiezen. Daarna wordt ook een nieuwe regering geformeerd. Voor het eerst sinds 2005 zal bondskanselier Angela Merkel daarvan geen deel uitmaken.

In Duitsland hebben de partijen zelf de regie bij de vorming van een coalitie. Met een informateur of formateur van buiten wordt niet gewerkt. Partijen voeren onderling zogenoemde Sondierungsgespräche – verkenningsgesprekken. Bij succes praten partijen met elkaar door in coalitieonderhandelingen. Na de verkiezingen in 2017 duurde het zo’n half jaar van verkiezing tot de beëdiging van de regering, wat voor Duitse begrippen vrij lang is.

De bondspresident speelt nauwelijks een rol. Deze moet wel een bondskanselierskandidaat voordragen bij het parlement, die daarmee kan instemmen. Vaak wacht de president tot een coalitieakkoord is bereikt. Als de coalitievorming niet lukt, moet de president uiteindelijk kiezen: een kanselier benoemen als leider van een minderheidskabinet, of nieuwe verkiezingen uitschrijven.

4. Verenigd Koninkrijk

De Britten doen zelden aan coalitievorming. In het Britse districtenstelsel zijn twee partijen dominant: de Conservatieven en Labour. Bij vrijwel alle Britse parlementaire verkiezingen heeft één van die twee partijen de meerderheid en kan dus zelf een regering samenstellen. Dat gebeurt wel op uitnodiging van de Kroon: de Koningin nodigt één dag na de verkiezingen de leider van de grootste partij uit om in haar naam een regering samen te stellen. De uitgenodigde partijleider wordt dan benoemd tot minister-president.

Alleen bij een hung parliament is onderhandelen nodig, zoals in 2010. David Cameron en zijn Conservatieven hadden de meeste zetels in het parlement, maar geen meerderheid. Na onderhandelingen werd met de liberaal-democraten van Nick Clegg een coalitieakkoord gesloten.