Politiek wetenschapper Lea Ypi (42) schreef een veelgeprezen boek over haar jeugd in communistisch Albanië, waarin haar bijzondere familiegeschiedenis een grote rol speelt.
Haar hele jeugd in Albanië vermoedde Lea Ypi dat er mysterieuze zaken speelden waarvan zij het fijne niet wist. Bijvoorbeeld toen communistisch leider Enver Hoxha stierf, in het voorjaar van 1985. Ypi was toen zes jaar oud. ‘Op school werd verteld dat dit het grootste verlies voor het land was en we waren er kapot van dat onze grote leider was heengegaan. Maar toen ik thuiskwam, huilden mijn ouders niet. Ze kibbelden over de muziek tijdens de rouwceremonie op televisie. Mijn oma was er om de lunch te maken en zei alsof er niets aan de hand was: “Je moet dit eten, het is heerlijk!” Ik vroeg me af hoe wij konden eten, terwijl onze leider dood was.’
Abonnee worden?Dagelijks op de hoogte blijven van de laatste actualiteiten, achtergronden en commentaren van onze redactie? Bekijk ons aanbod en krijg onbeperkt toegang tot alle digitale artikelen en edities van EW.
Korte tijd later ontstond er ruzie om een Coca-Cola-blikje, in Albanië zo’n bijzonderheid dat haar ouders het lege blikje met een bloem erin op de televisie hadden geplaatst. Tot het ineens verdwenen was. De buren kregen de schuld, met ruzie tot gevolg. Tijdens een drankgelag op de avond dat de ruzie werd bijgelegd, zei Ypi ineens iets waardoor haar ouders verstijfden: ‘Ik denk dat papa en mama niet echt van Oom Enver hielden.’ De buurman was een partijprominent en had, realiseerde Ypi zich later, haar ouders zo kunnen laten opsluiten. Maar hij zei: ‘Dat was iets heel doms om te zeggen. Jouw ouders houden van Oom Enver. Zoiets mag je nooit meer zeggen, tegen niemand.’
Als je als kind denkt dat je vrij bent omdat je alles kunt zeggen wat je wil, is het moeilijk voor te stellen dat er dingen zijn die niet gezegd kunnen worden, blikt Ypi terug. ‘Tijdens mijn jeugd waren er zo steeds korte momenten waarop ik voelde dat er iets niet klopte.’
Lovende kritieken in het Verenigd Koninkrijk
Het boek waarin Lea Ypi (spreek uit ‘uh-pie’) zulke beladen momenten uit haar jeugd in Albanië voelbaar maakt, kreeg lovende kritieken in het Verenigd Koninkrijk. Daar woont zij sinds haar vlucht uit haar geboorteland.
Tegenwoordig doceert zij politieke theorie aan de prestigieuze London School of Economics. Toen zij beroepsmatig nadacht over de verhouding tussen vrijheid en politieke systemen, keerden haar gedachten steeds terug naar haar wonderlijke jeugd in het hermetisch gesloten Balkanland. ‘Ik wilde graag over politieke theorie schrijven voor een groter publiek, een literair boek.’
De poging is geslaagd. Vrij. Opgroeien aan het einde van de geschiedenis geeft een indringend beeld van hoe het is om jong te zijn in een repressief land, waar ogenschijnlijk triviale zaken tot angstige situaties kunnen leiden. Wat haar boek extra lading geeft, is dat haar ouders tot het einde van de éénpartijstaat in 1990 verborgen hielden – ook voor haar – dat zij helemaal niet geloofden in het socialisme. Terwijl Lea als ‘jonge pionier’ juist probeerde voorbeeldig volgeling van de socialistische principes te zijn.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Om hun kinderen te beschermen, verzwegen zij hun verleden
Haar vermoedens over een waarheid achter de werkelijkheid bleken te kloppen toen in december 1990 de partijsecretaris op de staatstelevisie aankondigde dat er vrije verkiezingen zouden komen. Er waren al maanden protesten, in navolging van de Val van de Muur in Berlijn en het imploderen van communistische regimes in Oost-Europa. ‘Maar ik dacht: we konden toch altijd al stemmen? Wat betekent dat dan, vrije verkiezingen? En toen deden mijn ouders hun ware geschiedenis uit de doeken.’
Haar grootmoeder bleek vroeger een geprivilegieerd leven te hebben gehad omdat zij tot de aristocratie behoorde. ‘De communisten hebben haar alles afgenomen. Maar zij zei dat je vrij bent zolang je je waardigheid kunt behouden en dat niemand dat je kan afnemen.’
Auteur: Lea Ypi
Titel: Vrij. Opgroeien aan het einde van de geschiedenis
Pagina’s: 336
Prijs: € 24,99
Haar overgrootvader was premier, kort voor de oorlog. Nadat de Albanese koning Zog was gevlucht, leverde haar overgrootvader Albanië uit aan de Italiaanse fascisten. Althans, dat was de officiële versie van de communistische machthebbers later. ‘En toen mijn ouders mij vertelden dat mijn opa vijftien jaar in de cel had gezeten omdat hij afwijkende politieke opvattingen had, begreep ik dat niet. Ik dacht oprecht dat alleen dieven naar de gevangenis gingen. Hoe kon mijn opa een schuldig persoon zijn?’
Gezien hun afkomst waren ook haar ouders verdacht. Zij konden geen partijlid worden en geen carrière maken. Om hun kinderen te beschermen, verzwegen zij hun verleden. ‘Plots vielen alle puzzelstukjes in elkaar,’ vertelt Ypi.
‘Vroeger was ik vrijer, toen ik als kind naartoe kon’
Toch viel op de nieuwe vrijheid volgens Ypi wel wat af te dingen. ‘Van de ene op de andere dag zei iedereen dat liberalisme geweldig was en het communisme vreselijk. Daar was helemaal geen debat over. Dat maakte mij wantrouwig.’
Het eerste ‘vrije decennium’, de jaren negentig, was bovendien een gevaarlijke tijd, met veel armoede, georganiseerde misdaad, drugshandel. ‘Ik mocht als tiener als het donker was niet alleen de straat op. Ik dacht: vroeger was ik vrijer, toen ik als kind naartoe kon.’
En hoewel de grenzen opengingen en Albanezen vrij mochten reizen, was daar geen geld voor. Nog zoiets: ‘Onder het communisme moest iedereen hetzelfde gekleed zijn, later hadden we wel de vrijheid om ons te kleden zoals we zelf wilden, maar toen droeg iedereen óók hetzelfde: afgedragen spijkerbroeken en tweedehandskleren uit het Westen.’ Mooie vrijheid, dacht Ypi.
Ziet Ypi voor zichzelf een rol weggelegd in haar geboorteland?
Haar opgetekende jeugdherinneringen zijn ook bedoeld om de lezers te laten nadenken over vrijheid. ‘In het Westen heerste het idee dat burgers in een communistische staat zo sterk werden onderdrukt dat zij zichzelf niet konden bevrijden en dus moesten worden geholpen. Dat paternalisme, arrogantie bijna, droeg weer bij tot latere frustratie in die voormalige onderdrukte landen.’
Ypi noemt de groeiende weerzin tegen de Europese Unie in Polen en Hongarije. ‘Dat zal straks weer gebeuren met Balkan-landen als Albanië, die nu willen toetreden. Als ze lid zijn, ontdekken ze dat er niet alleen maar rozen bloeien in de Europese tuin. Niet alle EU-regels blijken zo goed als gehoopt, of ze zijn het er niet mee eens. De teleurstelling zal een spiegel zijn van het enthousiasme waarmee landen nu lid willen worden.’
Ziet Ypi voor zichzelf nog een rol weggelegd in haar geboorteland? Zij heeft immers dankzij haar werk voldoende theoretische kennis van politiek. En zij komt uit een bijzondere familie – dat kan tegenwoordig wél een voordeel zijn. ‘Ik zie meer een rol aan de zijlijn voor mijzelf, als kritische intellectueel.’