Onversneden Jodenhaat op Amerikaanse universiteiten legt oude scheidslijnen bloot

ART_19_Amerikaanse_uni_73821_IMG_WRLUniversiteitenGettyImages-499291121

Op Amerikaanse campussen legt een aloude cultuuroorlog zelfs de beste universiteiten ter wereld lam. De nieuwe zondebok? Israël.

De beelden logen er niet om afgelopen weken. Tentenkampen voor ‘Gazaanse solidariteit’ op universiteitsterreinen, de vlag van de oudste en rijkste universiteit – Harvard – wordt neergehaald en vervangen door een Palestijnse vlag.

Demonstranten met hoofd- en gezichtsbedekking belemmeren Joodse studenten onderweg naar college dreigend de doorgang, via spreekkoren op Columbia University (New York City) wordt opgeroepen om ‘zionisten’ – lees: Joodse studenten die herkenbaar zijn door hun ketting met een davidster – te ‘verwijderen’…

Het is maar een kleine greep.

Op honderden Amerikaanse univer­siteiten braken de afgelopen tijd onlusten uit. Lesprogramma’s zijn tot nader order stilgelegd en veel gebouwen gesloten. Op sommige campussen greep de politie hard in en volgden arrestaties, maar de meeste universiteiten, en zeker de toppers uit de Ivy League, leken de confrontatie te mijden, bang voor (nog meer) imagoschade.

Sinds 7 oktober is het hek van de dam. Bestuurders zoeken een hachelijke balans tussen repressie en capitulatie – en ver­liezen vaak hun evenwicht. Hoe kon het zo escaleren op de Amerikaanse academies?

Nieuw jasje

Deze cultuuroorlog komt niet uit de lucht vallen. De geschiedenis gaat terug op de Vietnamoorlog, maar zeker in de laatste tien jaar is het vuur weer opgelaaid. Wel heeft het oude linkse activisme een nieuw ideologisch jasje aangetrokken.

In aanloop naar de verkiezingen van 2016 botsten voor- en tegenstanders van de Republikeinse presidentskandidaat Donald Trump al openlijk met elkaar, waarbij campussen fungeerden als slagveld.

Universiteitsgebouwen werden be­legerd en bezet, en omstreden geachte sprekers bedreigd en verjaagd onder de kreet ‘No platform!’ – de geboorte van de ‘cancel’-cultuur.

Op sociale media, ­zeker op Twitter, barstte een hevige laster- en treitercampagne los door zowel linkse als rechtse fanatici, trollen en stokebranden.

In 2020 kreeg deze cultuurclash nieuwe brandstof door de Black Lives Matter-beweging, die in de Verenigde Staten en ver daarbuiten linkse activisten mobiliseerde en in Amerika zelf escaleerde in plunderingen en fysiek geweld.

De acties richtten zich tegen excessief politiegeweld, in reactie op de dood van de crimineel George Floyd bij diens arrestatie door een blanke politieagent in Minneapolis. Hoewel onderzoekers er niet over uit zijn, werd alom geloofd dat zwarte Amerikanen, vanwege racistische motieven, onevenredig vaak slachtoffer zijn van politiegeweld.

De moderne cultuurstrijders bleken rebels op zoek naar een cause. Ze noemden zich ook wel woke – een verbastering van het Engelse woord voor ‘wakker’ – of social justice warriors: strijders voor sociale rechtvaardigheid.

De beweging deelt de overtuiging dat in de Amerikaanse samenleving minderheden uit bepaalde iden­titeitsgroepen op basis van aangeboren kenmerken (vrouw, zwart, indiaan, lhbti, gehandicapt, enzovoort) onrecht wordt aangedaan.

En dat sociaal protest helpt om de bestaande machtsstructuren (mannelijk, ‘wit’, hetero, ‘cisgender’ – lees: niet-trans – en valide) te breken.

Bij deze ideologische strijd hoort ook de oproep tot ‘dekolonisatie’ van de instituties (de universiteiten voorop), vanuit het idee dat de aldaar dominante witte, mannelijke, heteroseksuele (enzovoort) blik op de wereld moet worden bijgesteld.

Latent zat in die denktrant al iets wat de alarmbellen van het antisemitisme moest doen rinkelen, zoals een oproep tot een boycot van Israëlische producten en van bedrijven en instituten met banden met Israël.

Aanvankelijk was de staat Israël voor Amerikaanse academici een links, deugdzaam project en golden Joden als slachtoffers van de geschiedenis. Maar inmiddels heet de Joodse staat op universiteiten eerder een onrechtmatig kolonisatieproject van het Westen.

En de Joden, ook die buiten Israël wonen, gelden nu als daders (of op z’n minst medeplichtigen) van het onderdrukken, verjagen en vermoorden van de ware slachtoffers: de Palestijnen.

‘Medeplichtigheid’ aan ‘genocide’

De impact van die ideologische verschuiving bleek in de openlijk antisemitische demonstraties van de afgelopen maanden. Olie op het vuur was de escalatie van het conflict tussen Israël en Hamas.

Zelfs nog voordat Israël zijn offensief in Gaza begon, in de dagen na de terreuraanslagen van Hamas op 7 oktober 2023, klonken op universiteiten in de Verenigde Staten – en evengoed in Nederland – juichkreten en steundemonstraties voor de acties van Hamas en de op handen zijnde ‘bevrijding’ van ‘Palestina’.

Oproepen tot solidariteit met de Israëlische burgerslachtoffers van de gruweldaden op 7 oktober werden weggehoond, posters met foto’s van door Hamas gegijzelde burgers werden van muren gerukt of bekrast. Voor andere dan pro-Palestijnse steunbetuigingen was op de campussen geen plaats.

Boycot

Nu het offensief van Israël in Gaza ruim een half jaar gaande is, is het protest allesbehalve verstomd. Afgelopen weken lijken de demonstraties op campussen feller en omvangrijker dan ooit.

Radicale activisten – van wie niet vaststaat of ze er zelf ook studeren of werken – wrijven de universiteiten niets minder aan dan medeplichtigheid aan de vermeende ‘genocide’ die het Israëlische leger zou plegen op de Palestijnen.

Dit verwijt baseren zij op uitwisselingsprogramma’s en onderzoeksprojecten die de Amerikaanse instellingen delen met hun Israëlische tegenhangers. In de protestacties is de hand te zien van de internationale BDS-beweging (‘boycott, divestment, sanctions’ – boycotten, uitkleden en sanctioneren van Israël).

Op de eigen website zegt BDS: ‘Israëlische universiteiten zijn belangrijke, gewillige en hardnekkige medeplichtigen aan het Israëlische regime van bezetting, kolonisatie en apartheid.’

Ontwrichtende beweging

Deze anti-Joodse intolerantie, verpakt als ‘antizionisme’ of ‘kritiek op Israël’, gaat zo ver dat op de universiteiten onschuldige Joden, meer nog dan elders, worden lastiggevallen en belasterd. Dat is tegen het zere been van veel geldschieters van de grote universiteiten, onder wie rijke Joodse Amerikanen en niet-Joodse filantropen die vaak uitgesproken pro-Israël zijn.

Het is opmerkelijk dat juist in een land waar wetenschappelijk onderzoek en onderwijs hoofdzakelijk privaat worden ge­financierd, een zo radicale ideologie op de universiteiten uitgroeit tot een ontwrichtende protestbeweging.

De beweging leidt niet alleen tot antisemitische excessen, ook staat zij vijandig tegenover acade­mische grondbeginselen als de vrijheid van meningsuiting en de open, rationele uitwisseling van argumenten.

Afgelopen jaren deden universiteitsbestuurders in de Verenigde Staten veel om studenten en staf een plekje te bieden vol diversiteit, inclusie en sociale veiligheid.

Dat beleid breekt hen nu op. Formeel spreken zij zich wel uit tegen antisemitisme, maar tegenover de massale en radicale anti-Israëlprotesten staan ze met lege handen – zelfs nu die blijken te ontaarden in onversneden Jodenhaat.

Voorlopig zitten veel studenten, docenten en onderzoekers thuis, wachtend op betere tijden. Het is maar de vraag of die nog aanbreken vóór het begin van de ­zomerstop, die aan de academie weldadig lang duurt.

Mochten Israël en Hamas tot een bestand komen, dan neemt dat voor even de zuurstof weg van het activistische vuur. Maar dan wacht weldra ongetwijfeld een volgende cause om tegen te rebelleren.