Israël verder geïsoleerd na oordeel Internationaal Gerechtshof over ‘bezetting’

Foto: ANP

Op vrijdag 19 juli bracht het Internationaal Gerechtshof advies uit in een zaak over de ‘de praktijken van Israël in de bezette Palestijnse gebieden, met inbegrip van Oost-Jeruzalem’. Het advies is, zoals verwacht, ongunstig voor Israël en zal verstrekkende gevolgen hebben voor de internationale steun aan het land.

De belangrijkste conclusie: Israël maakt zich schuldig aan een illegale bezetting die onmiddellijk moet worden beëindigd. Ook zouden de bezetting en annexatie van Oost-Jeruzalem moeten stoppen, en de zogeheten nederzettingen – Israëlische steden en dorpen op de Westelijke Jordaanoever – moeten worden ontruimd. En volgens het Gerechtshof wordt de Palestijnse bevolking zelfbeschikking ontzegd en gediscrimineerd. Israël moet zich volgens het ICJ zo snel mogelijk uit de bezette gebieden terugtrekken en benadeelden compenseren.

‘Dit is een historische uitspraak,’ zegt Edwin van ’t Pad, medewerker bij The Rights Forum, een mensenrechtenorganisatie die opkomt voor de Palestijnen. ‘De helderheid waarmee het Hof zich uitspreekt, is ongekend. Het Hof oordeelt dat Israël zich schuldig maakt aan apartheid en dat de bezetting direct moet worden beëindigd. Dat roepen mensenrechtenorganisaties al jaren.’

Israël werkt zelf niet mee

De zaak liep al bijna twee jaar. In december 2022 verzocht de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties het Internationaal Gerechtshof (ICJ) een advies uit te brengen over de ‘Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever, Gaza en Oost-Jeruzalem’.

Liefst 52 landen dienden een zienswijze in. Israël werkte zelf niet mee aan de inhoudelijke behandeling van de zaak. Volgens de Palestijnen bezet het land illegaal de Westelijke Jordaanoever én Oost-Jeruzalem. Dat is niet helemaal juist, zegt Freek Vergeer, jurist en beleidsmedewerker bij het informatiecentrum en lobbyorganisatie CIDI (Centrum Informatie en Documentatie Israël) en gespecialiseerd in internationaal recht.

‘Oost-Jeruzalem is in 1980 officieel geannexeerd, nadat het werd veroverd in de Zesdaagse Oorlog van 1967. De gedeeltelijke bezetting van de Westelijke Jordaanoever komt voort uit de Oslo-akkoorden van 1993 en 1995 en is volgens Israël niet illegaal, omdat er nog altijd geen vredesakkoord is. Zodoende beroept Israël zich op de afspraken uit de Oslo-akkoorden. Via onderhandelingen zou er moeten worden toegewerkt naar een definitieve oplossing. Die is er dus nog altijd niet, maar de afspraken uit de Oslo-akkoorden staan nog altijd overeind.’

Israël trok zich nooit terug

De Oslo-akkoorden deelden de Westelijke Jordaanoever op in drie zones. Zone A (18 procent van het grondgebied) valt onder de Palestijnse Autoriteit (PA). In zone B (22 procent) is de PA de administratieve wetgever, maar samen met Israël verantwoordelijk voor de veiligheid. In verreweg de grootste zone, C (60 procent), voert Israël het gezag.

Het was de bedoeling dat Israël zich steeds verder zou terugtrekken van de Westoever, en dat de PA ook de zeggenschap zou krijgen over het C-gebied. Dat gebeurde niet, onder meer vanwege Palestijnse aanslagen op Israëlische burgers tijdens de Tweede Intifada (2000-2005), en omdat Israëlische kolonisten steden en dorpen bleven bouwen op de Westelijke Jordaanoever. Deze nederzettingen – waarvan er nog steeds nieuwe bijkomen, gesteund door de huidige Israëlische regering – zijn internationaal zeer omstreden.

Verstrekkende gevolgen

Het Israëlische parlement, de Knesset, stemde donderdag 18 juli nog in grote meerderheid tegen de oprichting van een Palestijnse staat. ‘Dit weerspiegelt de steeds verder afnemende steun voor een tweestatenoplossing in de Israëlische samenleving,’ zegt Freek Vergeer van het CIDI. ‘In Israël zit 7 oktober nog zo vers in het geheugen. Nu instemmen met een oplossing zou betekenen dat je terreur beloont, is het sentiment in Israël.’

De Knesset mag dan tegen zijn, de rechters van het ICJ gaan volledig mee met de Palestijnse lezing. Vergeer denkt dat het ICJ-advies grote gevolgen gaat hebben voor de internationale steun aan Israël. Volgens hem is er al langere tijd sprake van een juridisch offensief tegen Israël, dat de internationale positie van het land verzwakt. ‘De genocide-zaak loopt ook nog, net als de zaak tegen premier Benjamin Netanyahu en defensieminister Yoav Gallant.’

Vergeer denkt dat de Palestijnen slim gebruikmaken van een juridische truc, in tijden waarin Israël toch al zwaar onder internationale druk staat. ‘Om het ICJ een bindende uitspraak te laten doen, moeten beide landen, Israël en de Palestijnse Autoriteit, akkoord gaan met de zaak. Maar Israël werkt niet mee. Dus hebben de Palestijnen, via een omweg, slechts om een advies gevraagd, wetende dat de tegenstanders van Israël daar net zoveel gewicht aan zullen geven als een bindende uitspraak.’

‘Dit gaat zorgen voor een nieuwe escalatie in het internationale debat,’ denkt Vergeer. ‘Hoewel het advies dus geen bindende uitspraak is, zullen tegenstanders van Israël dat wel zo zien en brengen.’ Ook verwacht Vergeer dat landen worden verplicht om druk uit te oefenen tegen Israël en de bezetting. ‘Zo raakt Israël steeds verder geïsoleerd.’

‘De traditionele bondgenoten kunnen Israël niet langer de hand boven het hoofd houden,’ zegt Edwin van ’t Pad van The Rights Forum. ‘Niemand kan meer ontkennen dat Israël zich schuldig maakt aan schendingen van het internationaal recht. Ook Nederland niet. Het kabinet moet hiermee aan de slag.’