Israël wordt in Gaza beschuldigd van genocide. Maar wat is dat eigenlijk?

28 augustus 2024Leestijd: 5 minuten
Pro-Palestijnse betoging in Utrecht. Beeld: Selman Aksunger/Anadolu Agency

‘Israël pleegt waarschijnlijk genocide.’ Deze uitspraak van VN-rapporteur Francesca Albanese leidde dit voorjaar wereldwijd tot ophef. Het Internationaal Gerechtshof drukt zich vooralsnog voorzichtiger uit, maar waarschuwt wel dat Israël genocide moet ‘voorkomen’.

Israël zelf werpt de beschuldigingen van genocide verre van zich, en wijst erop dat het zich alleen maar verdedigt tegen het sinds 7 oktober 2023 weer fel oplaaiende geweld van Hamas. Waar eindigt al dan niet gerechtvaardigde zelfverdediging, en waar begint genocide? Een blik in de tragische geschiedenis van een beladen begrip.

Genocide is een relatief nieuw begrip

De beschuldiging van Albanese kwam bij veel Joden hard aan, zeker gezien de voor hen beladen geschiedenis van het begrip ‘genocide’. Het woord dook voor het eerst op in 1944, en is bedacht door de Joods-Poolse jurist Raphael Lemkin. Hij kon zelf op tijd vanuit Warschau naar Zweden vluchten, maar verloor 49 familieleden door de Holocaust.

Lemkin bracht in de oorlog veel tijd door in de bibliotheek van Stockholm, waar hij decreten en wetten van het naziregime bestudeerde. Daardoor had hij al vroeg een huiveringwekkend beeld van wat de nazi’s van plan waren, en van hoe gestructureerd de vernietiging van de Joden verliep.

Al tijdens de oorlog wilde Lemkin in zijn boek Axis Rule in Occupied Europe een begrip introduceren dat het geheel van gruweldaden van de nazi’s zou dekken. Het werd genocide, een combinatie van het Griekse woord genos, dat ‘volk’ betekent, en het Latijnse woord caedere, dat doden betekent. Volgens Lemkin is een genocide een gecoördineerd plan, bestaande uit verschillende handelingen, die alle gericht zijn op ‘de vernietiging van de essentiële funderingen’ van een ‘nationale groep’, met als doel de uitroeiing van die groep.

Tijdens WO II: internationaal recht verbood oorlogsmisdaden

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was er geen internationaal recht dat genocide verbood. Het kende wel een verbod op oorlogsmisdaden, maar dat gold niet voor misdaden van een land tegen zijn eigen bevolking. Daarnaast was het internationaal recht gericht op staten, wat het lastig maakte om individuele daders te vervolgen. De eigen wetten van het Derde Rijk waren er zelfs op gericht om de Holocaust mogelijk te maken.

Het ontbreken van strafbepalingen voor de gruweldaden van nazi’s als Adolf Eichmann en Hermann Göring, leidde tot felle discussies onder rechtsfilosofen. Geldt het in het reguliere strafrecht cruciale principe dat je niet kunt worden gestraft voor iets wat niet uitdrukkelijk verboden is, ook voor daden die zo onbeschrijfelijk gruwelijk zijn, dat de meeste mensen instinctief aanvoelen dat ze verboden zouden moeten zijn?

De oplossing die tijdens de strafprocessen van Neurenberg en Jeruzalem werd gevonden, het achteraf strafbaar verklaren van zogeheten misdrijven tegen de menselijkheid, lijkt nog het meest op de zogeheten Radbruch-formule, bedacht door de Duitse rechtsfilosoof Gustav Radbruch. Volgens Radbruch gaat gerechtigheid boven de zekerheid van wat wettelijk gezien verboden of toegestaan is, als de ‘kloof’ tussen gerechtigheid en rechtszekerheid ‘onverdraaglijk groot wordt’.

Genocideverdrag

Het begrip dat Lemkin in zijn Stockholmse bibliotheek bedacht, was niet alleen bedoeld voor de Holocaust. Na de Tweede Wereldoorlog zette hij zich met juristen, politici en andere Holocaust-overlevenden in voor de wettelijke vastlegging van een verbod op genocide, om herhaling te voorkomen en de bestraffing van daders te vereenvoudigen. Het leidde tot het Genocideverdrag, een van de eerste verdragen van de Verenigde Naties.

De uitleg van genocide in het verdrag lijkt sterk op de definitie die Lemkin in 1944 voorstelde. Genocide is het uitvoeren van één of meerdere handelingen, die als doel hebben een nationale, etnische, godsdienstige of raciale groep geheel of gedeeltelijk vernietigen. De handelingen waarvan het verdrag spreekt, zijn het doden van leden van de groep, het ernstig verwonden (fysiek of mentaal) van leden van de groep, het opleggen van levensvoorwaarden die gericht zijn op lichamelijke vernietiging, het nemen van geboortebeperkende maatregelen en het gewelddadig onttrekken van kinderen aan de groep.

De meeste landen hebben het Genocideverdrag geratificeerd. Maar zelfs voor de 45 landen die het verdrag niet hebben ondertekend, zoals Suriname, Indonesië, Japan en diverse Afrikaanse landen, geldt een verbod op genocide. Het Internationaal Gerechtshof oordeelde in 2006 dat het verbod op genocide ius cogens is: een norm die zo belangrijk is voor de internationale gemeenschap, en die zo breed wordt gesteund, dat die voor alle staten geldt.

Is er in Gaza sprake van genocide?

Hoewel er veel is veranderd sinds Lemkin ervoor pleitte om genocide internationaal strafbaar te stellen, blijft het onderwerp geopolitiek ongemak en juridische discussies oproepen. Pro-Palestina-activisten betitelen het Israëlische geweld in Gaza geregeld als ‘genocide’, tot grote woede van mensen in de pro-Israëlische hoek. De Palestina-activisten wijzen daarbij op uitspraken van bijvoorbeeld premier Benjamin Netanyahu, die in een van zijn eerste toespraken na de aanval van Hamas op 7 oktober 2023 Gaza ‘de stad van het kwaad’ noemde.

Volgens pro-Israëlische activisten verdedigt Israël zich alleen maar tegen Hamas, en heeft het in hun ogen gerechtvaardigde geweld dat het daarbij gebruikt niets te maken met de etniciteit of religie van de Gazanen. Zij wijzen erop dat Netanyahu met zijn uitspraak over Gaza als ‘stad van het kwaad’ enkel doelde op de aanwezigheid van Hamas in de stad.

Geen racistisch motief

Daarnaast heeft Netanyahu in dezelfde toespraak in elk geval formeel laten blijken dat Gazaanse burgers niet zijn doelwit waren. Hij raadde hen aan om zo snel mogelijk de stad te verlaten om dekking te zoeken voor de onvermijdelijke vergeldingsaanval. Of dat werkelijk mogelijk was – de grenzen met Israël waren dicht, de overgang bij de grens met Egypte werd kort na 7 oktober door Israël gebombardeerd – is een andere vraag.

Van een racistisch motief voor de tegenaanvallen op Gaza zou volgens medestanders van Israël, zoals de Verenigde Staten en ook Nederland nog altijd, hoe dan ook geen sprake zijn. En dat is een belangrijk punt, want juist die etnisch, religieus of racistisch gemotiveerde beweegreden maakte voor Lemkin én voor het Genocideverdrag het verschil tussen al dan niet geoorloofd (oorlogs)geweld en genocide.

Armeense kwestie of genocide?

De controverse beperkt zich niet tot het Israël-Palestina-conflict. Zo noemden in Nederland opeenvolgende kabinetten de moord op meer dan een miljoen christelijke Armeniërs door de Turken in 1915 hardnekkig geen ‘genocide’,  maar ‘de Armeense kwestie’. Volgens critici zou het vermijden van het zware, historisch nog altijd beladen begrip ‘genocide’ een opportunistische zet zijn, om de relaties met Turkije goed te houden.

Zelfs toen in 2018 een Kamermeerderheid een motie aannam om de moord op de Armeniërs voortaan te erkennen als genocide, veranderde de houding van het kabinet niet. Voor de toenmalige coalitiepartij ChristenUnie, die zich al jaren inzet voor erkenning van de Armeense genocide, was het een pijnlijk punt.

Premier Mark Rutte (VVD) gaf desondanks, geheel op zijn Ruttes, geen krimp. Volgens hem moesten Armenië en Turkije, die nog altijd op gespannen voet met elkaar staan, er ‘samen uitkomen’ of er sprake was van een genocide, en zou een Nederlands standpunt ‘daaraan niet bijdragen’. Wat het kabinet-Schoof van dit alles vindt, is nog niet bekend, maar voorlopig houdt het zich stil over al dan niet vermeende genocides in het buitenland.